De best verborgen schatten van Nederland (8)

Maandag 4 mei : IJmuiden – Leiden (83 km)

Mevrouw van B. zorgt goed voor ons. Vers fruit, vers geperste sinaasappelsap en warme broodjes. Voor onderweg geeft ze ook nog wat mee. ‘Dat kunnen jullie wel gebruiken’ roept ze. Fijn adres hier in IJmuiden. Het weer ziet er ook een stuk beter uit dan gisteren. Aangename temperatuur en geen water van boven. Het belooft een mooie dag te worden.

We gaan eerst naar begraafplaats Westerveld bij Driehuis. Dit ligt tegen IJmuiden aan. Volgens Rik Zaal ‘een prachtig kerkhof, door tuinarchitect L. Zocher in 1888 in de duinen aangelegd‘. Bijzonder voor die tijd was dat het een begraafplaats voor alle gezindten was. Iets wat nu normaal is. 

Blonken de graven in Marken uit in soberheid, hier kan het niet  gek genoeg. Omdat het op een heuvel ligt, konden er complete portalen uitgegraven worden. Alleen het huisnummer en de bel ontbreken. Ook op andere manieren werd aangegeven dat je geld hebt en dat je dat graag wilt laten zien.


Ook is hier in 1913 het eerste crematorium van Nederland gebouwd. Toen was cremeren nog verboden, het werd gedoogd. Eigenlijk kon je pas legaal verbrand worden in Nederland in 1955. En als het dan toch niet mag laten we er dan ook maar een mooi gebouw voor neerzetten. Het is een soort van raket geworden zodat de zielen zo gelanceerd konden worden.

Om al die as te kunnen stallen werd een columbarium aangelegd door Bouwmeester Dudok. Als we binnenkomen rijden we daar meteen in. Mooi vind ik dat er voor uniforme urnen is gekozen. Het lijkt daardoor wel een veld met kabouters.

Hierna maken we een uitstapje naar Zaandam. Er staat een harde wind die we nu nog deels mee en van opzij hebben. Met de pont steken we het Noordzeekanaal over. Een tochtje dat goed bevalt. Die zou ik nog wel een keer willen doen.

Soeters in Zaandam is een verhaal apart. Het centrum daar leek nog het meest op Grozny tijdens het hoogtepunt van de oorlog. ‘Je wilt er nog niet dood gevonden worden’ volgens wethouder Luiten. Toen ook nog de voedselindustrie als grootste werkverschaffer verdween leek de stad gedoemd. Totdat Soeters kwam, zag en overwon. Met Zaanse huisjes. Sommigen vinden het wat over-the-top met al die Zaanse identiteit. Maar hoe je het ook wendt of keert, het is een blikvanger worden. Daarnaast is de winkelstraat ‘inverdan’ (verspringende rooilijn) aangelegd. Voeg wat loopbruggen en watertjes toe en je hebt een neo-traditioneel geheel. Wij vinden het in elk geval prachtig.

We fietsen daarna eerst hetzelfde stuk terug en nemen voor de tweede keer de pont over het Noordzee kanaal. Dit is overigens niet zonder gevaar. In de instructies lees ik wat ik moet doen bij brand, ontploffing, lek raken, man/vrouw overboord en aanvaring.

Daarna gaan we zuidwaarts. Nu pal tegen de wind in. We laten daarbij Haarlem grotendeels links liggen. Het is wel fijn om lekker door de velden te fietsen in plaats van de stad. De extra wind nemen we op de koop toe. Het valt ons op dat hier overal drukte en lawaai is. Er is altijd wel een snelweg of spoorlijn in het zicht. En als je die niet hoort, dan zijn het wel de vliegtuigen die over vliegen. Overal zijn mensen en overal zijn huizen. Wat hebben we het in Groningen dan lekker rustig.

Het fort bij de Liebrug is er ook een van de Amsterdams stelling. Er zitten nu allerlei bedrijfjes in en een wijnhandelaar.

Iets verderop belanden we midden in een vergadering van reigers. Hierbij is het belangrijkste punt op de agenda; ‘hoe krijgen we meer vis’. Er wordt heftig over gediscussieerd maar een echt plan van aanpak komt er niet. Ik heb niet het idee dat ik kan bijdragen, dus we gaan door.


Het gemaal de Cruquius is de verrassing van de dag. Het ligt in het gelijknamige dorp, waarbij het dorp vernoemd is naar het gemaal. Hoe komt het aan zo’n naam? Het is vernoemd naar zijn schepper Nicolaus Samuelis Cruquius (die overigens gewoon geboren is als Nikolaas Kruik, maar dat klinkt nergens naar). Rik Zaal noemt het ‘…neogotisch fabrieksachtig gebouw met kantelen…’ En een ‘…bouwwerk dat rond is als een middeleeuwse donjon’. Voor ons ziet het eruit als een kasteel met reusachtige draaimolen aan de buitenkant.

Binnenin huist een stoommachine met de grootste cilinder van de wereld. Het is nog een tijdje spannend geweest of hij er wel zou komen. Want de voorstanders van de windmolens hadden niets met dit nieuwerwetse gedoe. Uiteindelijk heeft onze toenmalige koning Willem I de strijd beslecht door voor de vooruitgang te kiezen.

We kunnen met onze museum jaarkaart erin en worden opgevangen door een kleefbejaarde. We hebben het eerst niet door maar hij blijkt onze persoonlijke gids te zijn. Hij is wat teleurgesteld dat we de film niet willen zien omdat we niet heel veel tijd hebben. Maar hij pareert deze aanval goed door ons een demonstratie van het apparaat aan te bieden. Dat willen we wel. Als hij eenmaal opgewarmd is, valt hij niet meer te stuiten. Een bevlogen mens die ons gepassioneerd vertelt over zijn hobby. We leren dat het gemaal een van drie was die het Haarlemmermeer heeft leeggepompt. Het is een Engelse machine die met vijf slagen per minuut bij elke slag 64.000 liter water oppompte. Van 1849 tot 1933 in bedrijf geweest. Daarna vervallen en gered van de sloop door ingenieurs die het historisch belang van de machine inzagen. De restauratie duurt twintig jaar, maar dan heb je ook wat. Onze prins Pils heeft hem weer geopend in 2002. En nu zien wij hem ook in werking. Indrukwekkend is het juiste woord hiervoor. Je voelt je klein als de machtige zuiger op en neer gaat en je ziet buiten de enorme hoeveelheid water die opgepompt wordt. Prachtig om te zien en echt een aanrader. Neem dan wel wat meer tijd. Het is het waard.

Hierna is het lijden om in Leiden te komen. (Eigenlijk niet echt, maar het was zo mooi om het op te kunnen schrijven.) een lang stuk tegen de wind in en tussen de bebouwing door. We hebben gelukkig wat luwte van de nieuwe aanplant maar de directe nabijheid van snelwegen maakt het geen memorabele tocht. De zon maakt veel goed en al ploeterend bereiken we uiteindelijk Leiden. 

We zijn hier niet eerder geweest en concluderen dat het een mooie stad is met dezelfde gezelligheid als Groningen. Rik Zaal noemt specifiek de Leidse Burcht die we dan ook even opzoeken. Als je naar boven klimt, heb je een mooi uitzicht over de stad. Als we naar beneden gaan struikelen we opeens over een terras en vallen pardoes op een lounge bank. Voordat we op kunnen staan is er al een ober en de bestelling is onvermijdelijk. Dat de bank in de zon staat maakt het dragelijk. 

Daarna kijken we nog wat verder rond en specifiek bij de Hooglandse kerkgracht, die Rik Zaal ook noemt. Ze hebben de gracht gedempt en er een soort van Ramblas van gemaakt. Ik denk dat niemand dit weet want er is niets te doen.


Snel doen we boodschappen want we worden rond zes uur bij onze vriend op de fiets verwacht. mevrouw T. Is een zakelijk tiep. Ze heeft een mooi huisje voor ons maar verder zit er weinig kraak en smaak aan. Gelukkig hebben we die zelf meegenomen. We borrelen eerst buiten en zelfs de maaltijd kunnen we nog in de buitenlucht nuttigen. Een waardige afsluiting voor een zonnige en interessante dag.


kaart-6

Noot:
Deze blog maakt deel uit van een serie van artikelen over bijzondere plekken in Nederland. Het overzicht van alle plekken kun je vinden op mijn website. Daar kun je ook info-boekjes, kaartjes en gpx (route) bestanden downloaden.

3 gedachten over “De best verborgen schatten van Nederland (8)

  1. Willem zegt:

    Wederom weer een mooi verhaal. Vooral het vallen op de bank met de enigszins verplichte consumptie😀. De tip van Het gemaal de Cruquius ga ik vast een keer opvolgen.( ik zie me zelf al als gids 😉)

  2. Benny zegt:

    en dat alles toch zo dichtbij. Rik Zaal ken ik niet 🙂 Maar wellicht dat ik de verzamelde werken van HvdV nog eens als leidraad gebruik voor een Holland-tour.

Leuk als je reageert