Deze keer geen fiets-blog, maar een ski-blog want het was teveel tekst voor een FB post. Ik hoop dat de fietsers er nog steeds plezier aan hebben.
Het was een bijzonder dag. De weersvoorspelling kondigt sneeuw aan maar als we naar buiten kijken klopt dit niet. Er is wel veel laaghangende bewolking. We zijn op tijd op en omdat we wel een dagje wat anders willen, rijden we naar Lenk om daar de lift naar Adelboden omhoog te nemen. In Adelboden zijn we vorig jaar geweest, dus bekend.
Op het parkeerterrein zijn we de tweede auto. De andere is van de liftman, denk ik. En in de lift omhoog weten we waarom het zo rustig is. Het zit potdicht erboven. Na 10 meter ben ik het contact met Mevr. Van der Veeke al verloren. Door de ribbels in de sneeuw van de pistenbully te volgen kunnen we nog enigszins op de piste blijven. We wagen nog een poging, want we willen graag naar Adelboden. Maar ook de tweede poging strandt. Dit is geen doen, dus dan maar weer naar huis. Met recht de kortste ski-dag ooit.
Om nu om half elf weer thuis te zitten is ook weer zo wat. We besluiten een kijkje te nemen in Gstaad (alleen correct uit te spreken met een goede rochel). Daar schijnen de bontjassen nog vrij op straat te lopen. En dat is ook zo. Mevr. Van der Veeke is in haar natuurlijke habitat, wordt helemaal wild en schiet in een shopping-spree.
Gelukkig voor mij heeft ze de portemonnee vergeten en, ondanks dat ik moeite met jokken heb, kan ik nu glashard ontkennen dat ik de credit card mee heb. We moeten het dus doen met de kunst op straat en de prachtige huizen en hotels. Met grote moeite lukt het me hier wat foto’s van te maken want telkens lopen er bontjassen voor langs.
Om het verlies wat te verzachten trakteer ik Mevr. Van der Veeke op koffie met een taartje. Om dit te kunnen bekostigen regel ik telefonetisch een verhoging van de hypotheek, maar dan heb je ook wat. Zelfs het glaasje water ernaast kost een Zwitserse Frank (bijna een euro).
Volledig platzak gaan we op huis aan. Als we wegrijden uit Gstaad zien we de pistes liggen. Het lijkt alsof de bewolking opgetrokken is. En omdat het niet-skiën voelt als spijbelen, besluiten we het nog een keer te proberen. We rijden een klein stukje door naar Rougemont omdat daar een lange lift omhoog gaat (van 990m naar 2100m). Ook hier zijn nauwelijks mensen en dat laat geen lichtje branden bij ons. Dat komt pas halverwege als de omgeving een dikke witte soep wordt. Als we uitstappen boven staat er nog een bordje dat ons normaal tot grootse daden verleidt, maar nu aan het twijfelen brengt.
Maar goed, we zijn geen mietjes en we gaan. Slechte beslissing, na 50 meter zijn we al compleet lost. Alles is wit, boven, onder, links en rechts. In dit weer skiën we altijd van stok naar stok, maar hier zijn ze te ver uit elkaar om dit te kunnen doen. Alleen op de wereld moet zo voelen. Als we 10 meter uit elkaar raken, zien we mekaar niet meer. Regelmatig zitten we naast de piste, denken we stil te staan als we bewegen en denken we te bewegen als we stil staan. De techniek is gedegradeerd tot niveau Anko de Haan. Twee keer klunen we terug om te constateren dat wat de verkeerde kant lijkt, toch de goede kant moet zijn.
Na een tijdje hoor ik een lift. Dat herken ik van het kaartje. Uit de mist doemt een lift-boy op. Hij heeft heel goed door dat we verdwaald zijn en helpt ons op weg. Hij loopt zelfs een stuk mee om de juiste afslag aan te geven. Mevr. Van der Veeke kan hem wel een aanzoek doen.
Zo schuifelen we verder tot we eindelijk weer uit de mist komen. We doen bijna een uur over de 8 kilometer. Er kan nog maar één ding gedaan worden. In de auto en naar huis. Het liftkaartje laat één zielige piek zien. En dat was absoluut geen piekmoment.
Nu ik dit schrijf zitten we lekker thuis. Op de achtergrond de radio, een warme kachel en een koffie voor de schrik. Als ik naar buiten kijk begint het zachtjes te sneeuwen. In de verte zie ik de toppen in de mist. En ik voel mee met alle mensen die daar nog ronddwalen. Soms zit het mee, soms zit het tegen…