64 km (totaal 912 km) – 654 hoogtemeters.
Eco Gecko mini (€20,=)
Afkoelen gewenst
Blauwe vlakte fluistert zacht
Van zadel in zee
Vannacht zijn we een beetje hersteld en we gaan weer met frisse moed op stap. Dit moet ook wel want gisteren zijn we ongeveer 200 meter afgedaald naar de camping. Dat voelde heerlijk en als een kadotje maar vanochtend is dat de eerste missie om die hoogtemeters weer terug te pakken. Een kleine bonus is dat we onder het hoogste en langste viaduct van Slovenië gaan.
Wij stappen hierna over op de Parenzana route. Daarover zo meer. Maar het is nog wel even een gepuzzel om op die route te komen. We gaan daarbij over de kleinste paadjes waar, zo het lijkt, al lange tijd geen fietsers zijn geweest.
Ooit liep er een spoorlijn van Trieste naar het huidige Porec. Dit deel van Istrië hoorde toen nog bij Italië en Porec heette niet Porec maar Parenzo. Het spoorlijntje werd La Parenzana genoemd en liep in Slovenië voornamelijk langs de kust. In Kroatië ging het meer het binnenland in. Het lijntje is niet meer. In Slovenië hebben ze er een prachtig fietspad van gemaakt. Mooi asfalt en bankjes. In Kroatië staat wel overal dat ze er geld voor gekregen hebben van de EU, maar dat is (nog) niet aan een fietspad besteed. Wij willen La Parenzana tot Porec volgen. Want het fijne van een fietsroute over een oude spoorlijn is, dat hij niet te steil wordt.
Istrië heeft een Italiaans ogend landschap. We zien cipressen, olijfbomen en heel veel wijngaarden. Het heeft acht eeuwen onder gezag van de Venetianen gezeten. Door de handel ontwikkelden zich de steden aan de kust. Koper (Capodistria), Piran (Pirano), Porec (Parenzo) en Pula (Pola). De meeste steden zijn hier tweetalig aangegeven. Na de eerste wereldoorlog viel Istrië toe aan Italië. Met name Mussolini zorgde voor het ‘veritalianiseren‘ van Istrië. Andere talen dan Italiaans werden verboden en veel Italiaanse kolonisten werden binnengehaald. Maar na de tweede wereldoorlog draaide alles om. Istrië hoort dan bij Joegoslavië en de Italianen werden terug naar hun land gestuurd. Het liep hier leeg maar dat had wel het voordeel dat het hier heel authentiek bleef, zeker in het binnenland.
De route loopt langs Koper, maar we willen zo’n mooie en bekende stad niet overslaan. Het heeft vele namen gehad. De Grieken noemde het Aegida, de Romeinen Capris en de Byzantijnen Justinopolis. Toen het in de 12e eeuw in handen kwam van de patriarchen van Aquileia werd het Caput Histria genoemd, het hoofd van Istrië. Door de vele handel in zout en graan groeide de stad. Het centrum oogt nog steeds Venetiaans, dus daar gaan we even kijken.
We fietsen over mooie paden langs de kust van de Adriatische zee. Overal zijn mensen aan het zonne- en zee-baden. Langs de weg staan palmbomen. We komen onder het Strunjan Nature Reserve door. Door het lokale microklimaat is het hier uiterst geschikt om dadelpruimen te laten groeien. Hier wordt 30% van die dingen geproduceerd.
Maar ik geniet nog het meest van de koele zeewind die hier waait. En het is heel erg rustig overal. Nergens de drukte van Zandvoort of Scheveningen.
In Izola gaan we ook even kijken. Mooie straatjes maar niet zo mooi als in Koper. En ze verkopen hier wel mooie hoedjes en dat is een van de zwakheden van Mevr. van der Veeke.
Daarna gaat de spoorlijn meer het binnenland in. Waar wuivende rietvelden staan en uitgebreide wijngaarden.
En de spoorlijn moest soms ook door bergen heen en dan werd er een tunnel gemaakt. Daar zijn wij heel blij mee. Niet alleen zijn tunnels cool, ze sparen ook de spieren.
Iets meer in het binnenland klimmen we langzaam omhoog. Het fietst heel gemakkelijk en het voordeel hiervan is dat we mooie uitzichten krijgen. Zoals je ziet veel wijngaarden en in de verte de Adriatische zee.
Bij Fazan tikken we nog even de kust aan. Het water ziet er zo aanlokkelijk uit dat we strippen tot het ondergoed en er even induiken. Het is heerlijk om even af te koelen en je droogt zo weer op.
Hierna gaan we de grens met Kroatië over. We dringen ons tussen de rij met auto’s en voor het eerst moeten we weer ons paspoort laten zien. De Parenzana gaat hier gewoon door. Op een steenslagpad klimmen we langzaam omhoog met uitzicht op de baai waar we net omheen gefietst zijn. Je hebt nu mooi zicht op de zoutpannen aan de kust. Ze zijn nog steeds in gebruik om zout te winnen. Ook zien we in Kroatië veel reclame langs de weg voor truffels, fruit, wijn en grappa.
Het is inmiddels weer 34 graden en in een dorpje willen we wat drinken. Het eerste Kroatische contact is heel goed. Het meisje in de bar spreekt goed Engels, accepteert euro’s bij uitzondering en vraagt of ze onze bidons met koud water kan vullen. Ondanks dat Kroatië in de EU zit, maakt het nog geen gebruik van de euro. We moeten dus eerst ergens Kuna’s zien te pinnen. Over de Parenzana in Kroatië zijn we niet zo tevreden. Het zijn smalle paden, vaak wandelpaden met erg grove steenslag. Er is nauwelijks te fietsen. Al snel zoek ik steeds meer naar asfaltvarianten want eigenlijk heb je hiervoor een MTB voor nodig met weinig of geen bagage.
We hebben nog geld nodig en boodschappen. Dat lijken we in Buje te kunnen doen, maar, net als in Italië, liggen alle dorpen hier op een heuvel. Buje wordt ’the sentinel (schildwacht) of Istria’ genoemd. Dus dat betekent omhoog ploeteren. Hetzelfde geldt voor Triban, waar de camping is. Maar het is het helemaal waard. Zelden zo’n mooie kleine camping gezien. Klein veldje in the-middle-of-nowhere, schoon, een wasmachine die we mogen gebruiken en banken buiten waar we kunnen koken en eten. Er is maar één nadeel; in de stapel hout en stenen naast onze tent huist een ‘viper‘ (giftige adder). Dus morgen eerst maar de schoenen schudden voor ik ze aantrek.