Pieterpad (3)

Zondag 29 december 2019
Van Groningen naar Zuidlaren (21 km)

De weermannen hadden beter beloofd, het blijkt vandaag toch een koude, grijze dag te zijn. Mutsenweer. Maar goed, wel droog, dus eigenlijk prima om te lopen. We zitten nog steeds op bekend terrein als we Groningen uit gaan. Dit gaat voornamelijk langs de Drentsche Aa, die hier nog het Hoornse diep heet. Dat is dit meanderende riviertje, dat voor de afwatering van het Drents Plateau zorgt, wel gewend want in Drenthe krijgt het bij elk dorp een andere naam en is bekend onder Anreeper Diep, Deurzer Diep, Looner Diep, Taarlose Diep, Oudemolense Diep, Schipborgse Diep en Westerdiep. What’s in a name, zullen we maar zeggen?

Het Groningse deel van deze rivier is niet natuurlijk gevormd, maar gegraven. Ik had me dit nooit gerealiseerd maar een aantal namen in de stad zijn afgeleid van dit riviertje. Je ziet dit in het Hoge- en Lage der A (in de loop der tijd is er een ‘a’ afgevallen) en natuurlijk de A-kerk. Ook zijn delen opgenomen in het Noord-Willemskanaal dat sinds 1861 Groningen een waterweg verbinding geeft met de rest van Nederland.

Wij meanderen lekker mee langs het Hoornse meer. Dit is ontstaan toen men zand nodig had voor de aanleg van snelwegen en een nieuwbouwwijk bij Groningen. Daarna is het een recreatiegebied geworden. Bij mooi weer ligt half Groningen aan de Hoornse Plas te bakken en te braden. Even tikken we het Noord-Willems kanaal aan en daar zien we de Clio toren, een van de 9 stadsmarkeringen van Groningen. Deze geeft de oudste toegangsweg naar Groningen aan. Elke automobilist die Groningen nadert ziet hem. ’s Avonds branden een aantal vlammen, naargelang de dag in de week. De 1040 slaat op het geboortejaar van Groningen en licht elke avond om twintig voor elf (ja…valt het kwartje?) op.

Wij volgen de Aa verder en komen bij het gehucht Nijveensterkolk. Inmiddels is het Hoornse meer het Paterswoldse meer geworden. Deze laatste is ontstaan in de 17e eeuw door de afgraving van veen. Het schutsluisje maakt het mogelijk om van het Paterswoldse meer naar het Noord-Willemskanaal, en dus de rest van Nederland, te komen. Het geheel is in 1927 aangelegd en geeft een mooi zicht op de poldermolen de Helper. Dit was niet de oorspronkelijk plaats van de molen. Hij zorgde ooit voor de (vijzel) bemaling van de polder Helpman, ten zuiden van Groningen, dat nu een woonwijk is. In de jaren zestig van de vorige eeuw was dat niet meer nodig en zat hij in de weg voor de A28. Toen hebben ze hem hierheen verplaatst.

Bij Haren steken we het Noord-Willemskanaal over en verlaten we voorlopig even de Aa maar niet het water. We lopen tussen de Wolddelen door waarvan Sassenhein wel de bekendste is. We hopen bij Saskia en Hein een koffie te kunnen scoren maar ze zijn helaas dicht. Gelukkig staan de terrasstoelen er nog wel en kunnen we met een fraai uitzicht toch een eigen bakje drinken.

Inmiddels hebben we de Groninger klei verlaten en komen meer in de zanderige gebieden van de Hondsrug. Deze verhoging tussen Emmen en Groningen is ontstaan in de voorlaatste IJstijd en liep heel vroeger door tot Baflo. Het is geen stuwwal omdat hij in de lengte ligt. Waarschijnlijk was het een spleet in de gletsjer die over het land schoof en zo ruimte gaf voor een verhoging. Je loopt er iets hoger mee in het landschap maar voor ons betekent het met name zand onder de schoenen en dat loopt wel lekkerder dan asfalt.

We worden niet alleen geboeid door de oude tijden. Ook van de nieuwere geschiedenis is genoeg te zien onderweg. De spoorbrug bij Onnen lijkt wel gemaakt van meccano. In 1870 werd het spoor aangelegd tussen Groningen en Assen. In 1920 kwam hier een groot rangeer terrein en werd deze brug gebouwd. Zo zie je ze tegenwoordig niet meer. Grappig detail is dat je in de brug nog kogelgaten kunt vinden die de Engelse Spitfires erin schoten in de Tweede Wereldoorlog.

Het leuke van wandelen is dat ik nu op plaatsen kom waar je niet met de auto en de fiets komt. We gaan eerst door de Appélbergen, een voormalig militair oefenterrein maar nu een natuurterrein met veel flora en fauna. Het schijnt dat je hier nog de adder tegen kunt komen. Het is een populair wandelgebied en het is er druk op deze zondag. Iedereen wil er na de kerstdagen nog even uit. Daarna komen we door het Noordlaarderbos. Soms zeggen ze dat het leven een tranendal is. Nu weet ik waar dat dan precies is..

We verlaten bijna de provincie Groningen maar op de valreep pikken we nog wel even het enige ‘wilde’ Groninger hunebed mee. Deze heeft de naam G1 en is de meest noordelijke van alle hunebedden. Later is er nog een in Delfzijl (G2) gevonden maar die is opgegraven, getemd en in het zeeaquarium in Delfzijl gezet. Vermoedelijk zijn er meer geweest maar zijn de stenen hiervan voor andere doeleinden gebruikt. Als ze te groot waren om te verplaatsen, werden ze opgeblazen. Gelukkig hebben we G1 nog en het is een fraaie representatie van hun soort. Hij ligt mooi in een verhoogd bosje omgeven door akkers.

Over hunebedden valt een hoop te vertellen maar Wikipedia kan dat veel beter. Wat ik wel grappig vind is dat de kennis van de hunebedden vrij recent is. Tot in de 19e eeuw was men nog in de veronderstelling dat ze door een reuzenvolk, de Huynen, gebouwd waren. Want gewone mensen konden die stenen echt niet tillen. En ze werden bewoond door Witte Wieven. Deze theorie werd met name door Dominee Picardt uitgedragen. Pas later, toen de archeologie zich meer ontwikkelde, kwamen we tot de inzichten van nu en kwamen er ook betere theorieën over de bouw.

Vlak voor Zuidlaren komen we onze eerste Drentse hunebedden tegen. Deze liggen vlak langs een huis. Wisten zij veel dat ze dit op een prehistorisch kerkhof bouwden? Een gietijzeren bordje wijst de weg naar een kermis van stenen. Het Trechterbekervolk bouwde ze zo’n 5000 jaar geleden. Ze heten zo omdat ze gebruik maakten van trechtervormige bekers. Ik vraag me af hoe ze ons over 5000 jaar noemen? Het smartphonevolk?  Of het vervuilersvolk? We zullen het nooit weten.

Alhoewel de hunebedden nu open ruimtes lijken, waren ze vroeger bedekt met modder. Ik blijf het indrukweekend vinden om zoveel grote stenen bij elkaar te vinden. Deze zwerfstenen zijn in de IJstijden hierheen geduwd vanuit Scandinavië en sommige mensen vinden dat ze terug naar hun eigen land moeten. Ze gaan hierin zover dat ze deze zelf terugbrengen.

We zijn nu bijna bij Zuidlaren maar voor die tijd hebben we nog een leuke geocache. Voor wie niet weet wat dit is; Mensen verstoppen een ‘schat’, publiceren de coördinaten op internet en andere mensen kunnen hem dan opzoeken. Deze geocache heeft een leuke puzzel die je op moet lossen om bij de schat te komen. Door het ruiken aan potjes en de bijbehorende cijfers in de juiste volgorde te zetten, kun je het slotje open maken.

Zuidlaren is een esdorp. Oorspronkelijk waren dit een paar boerderijen rondom een open plek, de brink. Hier kon het vee staan, werden markten en bijeenkomsten gehouden en had een dobbe, een vijver waarin de dieren konden drinken. Zuidlaren is een mooi voorbeeld hiervan want hier zijn maar liefst zeven brinken. Vandaag zien we er niet veel van want als we gaan kijken hoe laat de bus naar Groningen gaat, komt hij er net aan. Zonde om te laten lopen want op zondag gaat hij maar één keer per uur. We nemen ons voor om Zuidlaren wat meer aandacht te geven bij de start volgende etappe, want hij eindigt nu wat abrupt. Wel zijn we blij dat de benen even kunnen rusten. Het was weer een mooie wandeldag van het Pieterpad.

Vorige traject : Van Winsum naar Groningen
Volgende traject : Van Zuidlaren naar Rolde

3 gedachten over “Pieterpad (3)

Leuk als je reageert