Woensdag 9 juni 2021
Hasselt – Scherpenzeel (57 km)
Met zo’n verzorging was ik graag gebleven maar Ria heeft andere plannen en als Ria geen andere plannen had gehad dan waren we ook gegaan want stilzitten kan altijd nog.
Hasselt

We moeten eerst terug naar Hasselt dat ligt te glimmen in de ochtendzon. Hasselt had vroeger een open verbinding met de Zuiderzee en lag (en ligt) op een knooppunt van (water)wegen. In de veertiende eeuw kreeg het stadsrechten en sloot zich aan bij de Hanzesteden. Op de plek waar nu de kerk staat was vroeger een bedevaartskapel, de Heilige Stede, die veel pelgrims trok. Hasselt had ook rumoerige tijden. Het zat tussen de Spaanse troepen en die van de staat. En was ook betrokken bij een conflict tussen Deventer en Zwolle. Daar kwam het knap beschadigd uit en krabbelt daar pas in de negentiende eeuw weer van op. Ik ken het nu als een rustig stadje met wat mooie pandjes en een leuk centrum. We doen er de boodschappen voor de dag.
Zwartewaterklooster
Bij Zwartewaterklooster maken we koffie. Het is niet voor te stellen nu. Je staat midden in een weiland en er is een boerderij en wat huizen in de buurt maar vroeger was hier een groot klooster. Dat was het benedictijnenklooster Mariënberg, dat in de volksmond het Zwartewaterklooster werd genoemd. Hier zaten ongeveer twintig adellijke juffers met personeel. Zij zetten zich af tegen de verrijking van de kerk en werden lid van de ‘zusters van het gemene (=gewone) leven’. Ze legden daarvoor de gelofte van armoede, gehoorzaamheid en maagdelijkheid af. Maar wel met personeel natuurlijk. Na de reformatie moesten ze vluchten en verviel het klooster. Bijzonder detail is dat de mannen die omgekomen waren bij de slag bij Ane, hier begraven zijn.
De Weerribben

Iets verderop gaan we door Zwartsluis en daarna komen we in het vierde nationale park van deze route, de Weerribben-Wieden. Alle soorten landschappen kom je hier tegen Rietlanden, hooilanden, weilanden, bossen maar vooral veel water in de vorm van moerassen, plassen, meren en slootjes. Het is het grootste aaneengesloten laagveenmoeras in noord-Europa. Dit gebied is eigenlijk ontstaan door het afgraven van veen en het telen van riet. Veen werd uitgestoken en daardoor ontstonden veengaten die ze weren noemden. Het veen lag te drogen op smalle stukken land die ze ribben noemden. Vandaar de naam. En nu snap je ook waarom het landschap er zo uitziet. Gedroogd veen is turf en dat werd als brandstof gebruikt.
De weren werden breder en de ribben smaller en als die onder water komen te staan, krijg je meren. Binnen het gebied zijn een paar dorpen ontstaan en dat zijn natuurlijk lintdorpen vanwege de smalle dijken. Er is hier een partij waterwegen aanwezig waar ze in Venetië jaloers op zijn.

Onze route loopt door een paar van deze dorpen. We gaan eerst door Belt-Schutsloot. Vroeger waren dit twee dorpen, elk op een kant van de Schutsloot maar tegenwoordig voelen ze zich een. Overal is water en langs de huizen loopt een smal fietspad. Door de Corona is dat eenrichtingsverkeer maar dat heb ik te laat door. We komen niet veel mensen tegen maar die we tegen komen hebben allerlei bijzondere namen voor ons.
Aangespoelde geitenhoorns.
Een klein stukje verder komen we door Giethoorn. Hier zijn we vaker geweest. Toen leek het alsof we in China waren als je naar de andere mensen keek. En zelfs lopend, met de fiets aan de hand, was er nauwelijks doorheen te komen. Op het water was het zo druk dat er meer gebotst werd dan bij de botsauto’s op de kermis. Nu kunnen we er gewoon doorheen fietsen en lukt het zelfs om wat leuke foto’s te maken. Allemaal dankzij Corona.
Door het hele dorp, dat bestaat uit het Zuideinde, de Middenbuurt en het Noordeinde loopt de dorpsgracht. Er zijn 176 bruggetjes om alles te verbinden. Daar doen we maar een klein deel van. Het dorp schijnt ooit gesticht te zijn door de Flagellanten. Dat waren dweepzieke lieden die zich in het openbaar geselden om een wit voetje te halen bij God. Het is me niet duidelijk waarom die mensen dan juist hier hun woonplaats zochten. Blijkbaar waren ze uitgegeseld en viel hier geld te verdienen met de turf. De naam Giethoorn komt overigens van de vele hoorns van geiten (die verdronken in de Zuiderzee) die hier aanspoelden.

Vroeger woonden hier arme mensen die een bestaan bij elkaar schraapten. Tegenwoordig moet je een flinke portemonnee hebben om hier te kunnen wonen. Bekende namen zijn Rijk (what’s in a name…) de Gooijer (leuk detail, zijn boerderij brandde af en het gerucht gaat dat dit te wijten was aan zijn krenterigheid in de kroeg), Herman Pieter de Boer, Eelke de Jong, Peter van Straaten en de vrouw van Rene Froger. Ook de film Fanfare van Bert Haanstra is hier opgenomen. De rijkdom is ook wel aan de huizen en de tuinen te zien. In vele tuinen staan prachtige beelden. En alle huizen en tuinen staan er prachtig onderhouden bij. Dat moet ook wel als er zoveel mensen komen. Toch zou ik er niet zo graag willen ruilen want er zijn altijd mensen om je heen als je in dit openlucht museum woont.
Zo kom je nog eens ergens
Bij het fietsen door Nederland zijn we al door heel wat plaatsen en dorpen gekomen. Ik mag me graag verwonderen over de namen die voor gehuchten bedacht worden. Zo komen we deze keer eerst door een plaatsje waar ik vaak last van heb. Snel verder voor ze hun naam eer aan doen.
Een klein stukje verderop is er weer een pracht exemplaar. Je kunt er leuke uitspraken over doen; ‘We zijn in Nederland in Nederland’ of ‘In Nederland wonen maar vijftien mensen’. Het grootste probleem dat ze hier hebben is de diefstal van plaatsnaamborden.
Exit Weerribben

We zijn de Weerribben nog niet uit. Via Kalenberg rijden we naar Ossenzijl. Kalenberg is een langgerekt dorp langs de Kalenbergergracht. Aan beide kanten van het water staan huizen. Één kant is niet via de weg bereikbaar. Daar kun je alleen te voet, met de fiets of met een bootje komen. En er zijn heel veel bruggetjes om over alle slootjes heen te komen. Hier wordt veel riet van hoge kwaliteit geteeld. De Kalenberger gracht loopt naar Ossenzijl. Dit plaatsje heeft zijn naam ooit gekregen van de familie Osse die de sluis (zijl) bediende.

We hebben weer gekozen voor een natuurcamping. Deze keer in Scherpenzeel. Via een fietspad achterlangs zien we nog even de klokkenstoel van Spanga. Als je geen geld voor een kerk hebt maar je wilt toch graag klokgelui horen, dan bouw je dit. Deze is in 1831 gebouwd maar in 1954 in een storm weggewaaid. Het exemplaar daarna ging nog korter mee want in 1989 moest hij weer vervangen worden. Toen was er zelfs geen geld voor een klok. Toch hangt er weer een dankzij een gulle donatie.
Pluktuin aanwezig
Met de camping de Landerij kon ik geen contact krijgen. Het blijkt dat de beheerders zelf op vakantie zijn. Je mag zelf een plekje uitzoeken en het geld in een envelopje in de bus doen. Of overmaken. Heerlijk dit soort campings. Hij scoort hoog bij mij. Er is een vriezer en een koelkast. En daarnaast heeft elk plekje ook nog wat stoelen en/of een tafel, er is een pluktuin waar je zelf je maaltje bij elkaar mag zoeken en er zijn allemaal zitje. ’s Avonds komen mijn zus en zwager even langs. Ze zagen dat we in de buurt zijn. Dat zijn leuke bezoekjes zeker omdat ze wat te drinken meenemen. Door onze afgepaste inkoop was dat allemaal weer op.

De Muggebeet, daar gingen we altijd borrelen en eten na de landelijke BHV oefening. Vooral Albert Hendriks heeft daar een mooie herinnering liggen🥴🍺.