IJsland (13)

If it’s easter than the east and wester than the west, it must be the north

Donderdag 30 juni

Vandaag schuiven we weer een klein stukje op naar het oosten en tegelijk naar het noorden. We zoeken de meest noordelijke plaats op van IJsland (vasteland). Onderweg maken we nog een stop in Kopasker om twee redenen.  De eerste is dat in Kopasker een supermarkt is en de koffiefilters zijn op. Winkels zijn schaars in dit gedeelte van IJsland, dus je moet de boodschappen plannen. Dat hadden we ook gedaan maar ik had de koffiefilters over het hoofd gezien. En zonder koffie wordt het wel erg spartaans.

De tweede reden is dat er in Kopasker een mooie vuurtoren staat. Vanuit het dorp is het een leuke wandeling er naartoe. Ik kan geen informatie vinden over deze vuurtoren die zo mooi uitkijkt over zee. Kopasker zelf is een van de leeglopende dorpen hier op het platteland. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was hier nog een behoorlijk zware aardbeving (7 op de schaal van Richter) en dat zal ook niet geholpen hebben met het aantrekken van nieuwe bevolking. Daar weten we in Groningen alles van.

Daarna gaan we door naar Raufarhöfn. Op de kaart zie je duidelijk dat het de meest noordelijke plaats is (afgezien van het eilandje Grimsey maar daar is volgens mij geen nederzetting op). Hier heb je zomers de langste dagen en in de winter de kortste. Raufarhöfn was midden vorige eeuw een redelijke plaats, toen de visserij daar nog een beetje liep. Tegenwoordig wonen er minder dan 200 mensen en heeft de school maar dertien leerlingen.

Waarom gaan we hierheen dan? Nou, de eerste reden is dat het de meest noordelijke stad is. Je kunt nog wat noordelijker in IJsland (dat gaan we met de fiets doen) en daar kom je (helaas) net niet over de poolcirkel. De tweede reden is dat Arctic Henge hier is. Daarover zo meer. En ten derde is hier een prachtig campinkje waar we met onze campingcard terecht kunnen. En als bonus staat er een schitterend oranje vuurtoren op de kaap.

De vuurtoren heet Raufarhafnarviti (viti = vuurtoren) en is in 1931 gebouwd. Bovenop staat een ronde, Zweedse lichtinstallatie. Tot 1963 brandde het licht op gas, daarna is hij geëlektrificeerd. De toren was eerst wit, daarna geel en nu is hij oranje. Met een blauwe lucht en zon staat hij als een textmarker in het landschap.

Op het toeristenbureau van Raufarhöfn zat Erlingur Thoroddson. Hij had een mooi plan om toeristen te trekken en bedacht het Heimskautsgerðið oftewel Artic Henge (variant op Stonehenge in Engeland). 

Het monument bestaat uit een poort, van zes meter, voor elke windrichting. In het midden staat een kolom van elf meter hoog. Bovenin komt een prisma die het licht splitst in de primaire  kleuren. De vier poorten moeten functioneren als zonnewijzers. Ze zijn geïnspireerd op de vier belangrijkste dwergen uit de Noorse mythologie: Austri, Norðri, Suðri en Vestri. Ze worden genoemd in de Edda Sage en de god Odin gaf ze de taak om de lucht in de lucht te houden. En samen met 68 andere dwergen uit het gedicht Völuspá (Prophecy of the Seeress) vormen ze een kalender. Elke dwerg staat voor 5 dagen en de bedoeling is dat ze in dit kunstwerk verwerkt worden. In de cirkel komt een troon voor de zon waar je op kunt zitten en een hal van het licht waar je kunt mediteren om je geest te legen en je energie te vernieuwen.  Verder is er een wijzer naar de poolster en een monument voor vuur en water.

Tot zover de plannen. Ze zijn in 2003 begonnen. In 2008 zat de economie tegen en toen was er nog 1,5 miljoen euro nodig. Het is nu 2022 en op de foto’s kun je zien wat er nu staat. Het is zeker imposant maar verre van voltooid. Als ik het goed heb begrepen, dan is de originele bedenker inmiddels overleden. Zo’n monument kost bakken met geld en daar zit het nu op vast. Tenzij dat geld er komt, zal er weinig schot in komen. Maar goed, over Stonehenge deden ze ook 100 jaar, dus hier hebben ze nog even de tijd.

In de loop van de avond wordt Mevr. van der Veeke wat ongedurig. We zitten heel noordelijk en we hebben nog steeds de zon niet niet zien ondergaan. En we zien nu steeds meer zon verschijnen. Maar om de zon niet onder te zien gaan zijn er nog twee hordes. Op de camping zitten we niet in de zichtlijn. Dus besluiten we dat we daarvoor weer naar Arctic Henge moeten fietsen. Het tweede probleem is hoe laat? Ik lees het hele internet leeg maar kan dit niet vinden. Op de vraag ‘Hoe laat gaat de zon hier onder?’ krijg je steevast het antwoord ‘vandaag gaat de zon hier niet onder’.

Dus we gokken en om half twaalf zijn we weer bij de Henge. Ik denk dat we wel 100 foto’s maken met de drone en twee telefoons. En ook timelapses. Maar het kreng wil niet zakken en er komen steeds meer wolken voor. Uiteindelijk geven we het om 1 uur op. Teleurgesteld? Nee, niet echt. Het is heel bijzonder om op dit uur in het zonlicht te staan op deze magische plek.

Vrijdag 1 juli

Natuurlijk slapen we wat uit. Wat daarbij helpt is dat het al een tijdje gestaag regent.  Als we wakker zijn, klopt Tanja aan. Ze wil graag wat heet water voor koffie maar we halen haar naar binnen en trakteren haar op ontbijt, koffie en koekjes. Tanja is een fietsster uit Oostenrijk die we al een paar keer tegen zijn gekomen. De eerste keer fietste ze in de regen, met wind tegen een heuvel op en had daarbij een brede glimlach. En omdat we zelf fietsers zijn, weten we hoe fijn het is om met dit weer lekker binnen bij de kachel te kunnen zitten.

Tegen de middag klaart het op. Tanja gaat weer verder en wij hebben nog een missie vandaag. We willen naar het noordelijkste puntje van het vasteland van IJsland. Daar zit je maar drie kilometer onder de poolcirkel en de een na noordelijkste vuurtoren staat er (de noordelijkste staat op Grimsey). Het is maar twintig kilometer fietsen over een gravelweg en een paar kilometer lopen.

Onderweg zien we een paar boerderijen, een paar auto’s en heel veel vogels. De meeste vinden dat wij daar niets te zoeken hebben en laten dat ook luidkeels weten. De Noorse Sterntjes ondersteunen dat nog met wat schijnaanvallen.

Het is prachtig hier in de leegte. De vuurtoren Hraunhafnartangaviti is een flinke unit. Twintig meter hoog, in 1945 gebouwd maar pas in 1951 in gebruik genomen. Op zich is hier natuurlijk niets bijzonders maar het is toch leuk om symbolisch op het noordelijkste puntje te staan. Met nog een mooie fietstocht en wandeling erbij.

Zaterdag 2 juli

Vanaf hier kun je alleen maar naar het zuiden gaan en dat doen we dan ook. Het is nog ruim een week voor we weer op de boot stappen en toen ik de planning maakte, hield ik wat tijd over aan het einde en wat losse dingen die we hier (nog) niet hebben gedaan omdat bij aankomst de campings nog dicht waren. En die losse dingen gaan we nu doen terwijl we min of meer graviteren rond Egilsstadir. Vandaag rijden we naar Bakkafjörður waar we een wandeling gaan doen naar… alweer een vuurtoren (als je het nog niet door had, ik heb een zwak voor vuurtorens).

Was Raufarhöfn klein, dan is Bakkafjörður nog kleiner. Het is een van de kleinste en meest afgelegen dorpen van IJsland. Met onze komst later we het inwonertal procentueel flink stijgen. De school is inmiddels al gesloten wegens het gebrek aan leerlingen. Er is nog steeds wat visserij maar het bedrijf dat de meeste mensen (13) hier aan het werk had is in 2015 gesloten. Bijzonder is ook dat de schapen hier gewoon over straat lopen.

De camping is midden in het dorp en de restanten van het feest vorig weekend zijn nog aanwezig. Ik zoek deze keer de plek strategisch. Er wordt vanavond en morgen een storm verwacht en dan sta ik graag met de kop in de wind.

Maar vandaag is het nog droog en niet te winderig. Met een mooie wandeling van vijf kilometer kom je bij een prachtige vuurtoren. En dat doen we dan ook. Daarbij komen we langs Steintún, een van de oude boerderijen van het gebied. Het is inmiddels vervallen en vlakbij staat een prachtig vakantiehuisje dat uitkijkt over zee. Bij de vuurtoren spreken we de eigenaar van het huisje. Zijn moeder, grootvader en overgrootvader zijn hier geboren. Zijn grootvader bouwde hier een nieuw huis maar hield geen rekening met de elven. En dat liep dus niet goed af, hij kreeg TBC. Het huis verkrotte en werd verkocht. Niet zo lang geleden kocht hij het land terug en bouwde zijn droomhuisje.

De Digranesviti staat op een prachtige plek. In 1943 gebouwd en, vanwege de oorlog, in 1947 in gebruik genomen. De toren zelf is 18 meter hoog maar hij staat 27 meter boven zee. Het waait gelukkig niet te hard, dus ik kan met de drone een paar mooie foto’s maken. Iets verderop zien we de puffins broeden en vliegen. Te ver weg voor een foto maar ik herken inmiddels de manier waarop ze vliegen. Een prachtige plekje om te bezoeken.

Zondag 3 juli

De weermannen en –vrouwen hadden storm en veel regen voorspeld. En ze hebben warempel gelijk. De hele nacht heeft de bus staan schudden van de windstoten. Net alsof je op zee ligt. En de regen tikte gestaag op het dak.

Vandaag doen we een keer niets. En dan bedoel ik echt niets. Geen wandeling, geen fietstochtje en nergens gaan kijken. We zitten de hele dag in ons coconnetje met de kachel aan. Dat is de eerste keer sinds we in IJsland zijn, dus dat mag dan ook wel. Dus als mensen vragen ‘wat deden jullie op 3 juli 2022?’, dan is het antwoord simpel. ‘Niets.’

Maandag 4 juli

We hebben de hele nacht weer liggen schudden en liggen luisteren naar de regen. Als ik eruit ga en de kachel aanzet, weigert hij. Terwijl hij gisteren zeker 14 uur onafgebroken heeft gedraaid. Mogelijk is de dieseltank van de auto te leeg maar als ik dat check, blijkt dit niet zo te zijn. Ik zie ook dat de buitentemperatuur 2 graden is. In de bus is het 8 graden. Mijn adem blaast wolkjes. We ontbijten met handschoenen aan en muts op. Ondertussen vind ik het euvel. De (huishoud) accu is te leeg geraakt om de gloeispiraal genoeg te kunnen opwarmen. Dat heb je met een regenachtige grijze dag. Dan kan het zonnepaneel het verbruik niet bijbenen. Later blijkt dit te kloppen want als de accu weer voller wordt, doet de kachel het ook weer.

Op de een of andere manier had ik een lagere verwachting van oostelijk IJsland. En dat blijkt nergens voor nodig. Het landschap is hier ook prachtig maar op een heel andere manier. Ik heb het idee dat dit deel langer bestaat. De dalen zijn breder, er is minder lava en er zijn groene weiden. En toeristen komen hier veel minder. Tenminste als je buiten de ringweg gaat. Onderweg zien we de verse sneeuw op de toppen liggen.

We rijden naar een van de bekendste toeristische trekpleisters van het oosten; Stuðlagil (vertaling: basalt kloof). Voor 2017 had niemand er van gehoord totdat het in een luchtvaartblaadje stond. Instagram en Facebook deden de rest. Je moet er vijftien kilometer steenslagweg voor over hebben maar het is zeker de moeite waard. We parkeren de auto bij Klaustursel en lopen vanaf daar. Het is ongeveer vijf kilometer lopen naar Stuðlagil maar onderweg is genoeg te zien.

Eerst kom je langs de oudste stalen brug in Oost-IJsland. Gebouwd in Amerika en hier geplaatst in 1907. Door zijn gewicht van 27 ton was hij moeilijk verplaatsbaar en dat losten ze op door het in de winter met sledes te doen. In 1908 werd hij in gebruik genomen en zelfs nu kan er nog gewoon verkeer over. Maar dat gebeurt weinig want er is een nieuwe (grotere) brug naast gebouwd.

Wij lopen gestaag verder en vergapen ons aan de uitzichten onderweg. Zo zien we Stuðlafoss waarbij het water in trappetjes naar beneden komt. En om ons heen stort het water her en der van de berg. Hoe dichter we bij de kloof komen des te vreemder de rotsen worden. Ook hier is door het afkoelproces van de lava zeshoekige basaltkolommen ontstaan. Soms als rechte pilaren, soms als een trap maar soms ook alsof de natuur ze gebogen heeft.

Stuðlagil ligt in de rivier Jökulsa á Dal (Jökla) en voorheen stond het water hier meters hoog zodat je niets van de structuren zag. Totdat ze de Kárahnjúkar waterkracht centrale bouwden en de hoeveelheid water drastisch afnam. Toen kwamen deze prachtige structuren bloot. Er wordt gezegd dat hier de meeste en grootste basaltkolommen staan (maar dat heb ik ook van andere plekken gehoord).

Er zijn veel mensen maar op de een of andere manier zitten we net in de wisseling van de groepen. Reden genoeg om de drone even op te laten om wat foto’s en een filmpje te maken. Ik klim eerst boven op de rots en later klauter ik in de kloof. Het is alsof je in een kathedraal staat.

Onderweg naar Egilsstadir, onze eindbestemming van vandaag, krijgen we nog een toetje. Hij stond niet in mijn lijstje maar RJúkandafoss kan zeker meedoen met de groten. Het water stort 139 meter naar beneden. Aan de oostkant ligt een kleine parkeerplaats van waar je gemakkelijk naar de waterval kunt lopen. En de zon doet de rest.

6 gedachten over “IJsland (13)

  1. Gert zegt:

    De kloof als kathedraal vind ik een mooie vergelijking. In een kathedraal moet de mens zich nietig voelen ten opzichte van God, bij deze rivierkloof voelt de mens zich nietig ten opzichte van de Natuur met een hoofdletter.

  2. Liedeke Harschnitz zegt:

    Voor de zekerheid toch maar een stenen bloempot in de achterbak voor op het gasfornuis voor als de kachel kuren heeft… Prachtig zo Noordelijk waar de zon niet meer onder gaat. Hopelijk kan je nog wel goed slapen..

Leuk als je reageert