O que não mata, engorda
Waar je niet aan dood gaat, maakt je dikker.
Castro Verde
[zondag 14 mei]
We hebben de Algarve verlaten en rijden door het landschap van Alentejo. Het is hier weer heel anders dan de eerdere delen van Portugal. Niet langer zandstranden, heuvels en rotsen. Maar landschappen waarin je ver kunt kijken. We zien voor het eerst meer landbouw en veeteelt. De eerste graanoogsten zijn al achter de rug, de rollen met stro liggen te wachten op de velden. Het vee wat we zien is mager want op dit droge land is weinig te halen. Alentejo kent grofweg twee regenperiodes. Ongeveer een derde van de neerslag valt in november/december. En twee derde in maart/april. Dit voorjaar viel er veel te weinig regen (een vijfde van de normale hoeveelheid). Ze gaan een droge periode tegemoet en dat zal het land gaan merken.
De Alentejo is al heel lang bewoond. Eerst kwamen de Neanderthalers, toen de Romeinen, de Visigoten en de Moren. En tot overmaat van ramp komen wij nu ook nog eens. Je struikelt hier over de hunebedden, Romeinse restanten en Moorse bouwwerken. Ze brachten allemaal wat mee. De Romeinen introduceerden de druiven, het graan en de olijven. De Moren citrusvruchten en rijst. Het was, en is nog steeds, een van de armste en leegste gebieden van Portugal, ondanks dat het de grootste (een derde) regio van Portugal is. Weinig jongeren zien hier een toekomst en ze gaan liever naar de steden. Het enige wat hier nog wat opbrengt zijn het marmer, kurk en graniet. En in de marge wat (erg goede) wijnen en olijven. Toch is er reden genoeg om dit gebied te bezoeken.
Wij waarderen de leegte van het landschap. De afgelopen weken langs de kust waren erg druk. Er was altijd bebouwing, mensen en industrie om ons heen. Alentejo is wat ongerepter en geeft ons een mooie blik op authentiek Portugal. Het is tijd voor wat rust en dat vinden we in onze eerste stop van de dag.
In Castro Verde staat een basiliek met prachtige azulejos. We parkeren aan de rand van de stad want ik verwacht weinig plek. Maar afgezien van het publiek bij de Intermarché (waar ze op alle manieren boodschappen doen) zien we nauwelijks mensen als we door het stadje lopen. Ik geef ons weinig kans om wat te zien van de blauwe tegels want de kerk zal wel vol zitten op zondag. We zijn dan ook volkomen verrast dat we de enigen zijn. En gelukkig is de basiliek wel open.
De grote tableaus aan de bovenkant beelden de slag bij Ourique uit. Hier versloeg Alfons de Eerste de Moren in 1139, waarna hij werd uitgeroepen tot koning van Portugal. De onderkant is betegeld met een repeterend patroon waardoor ik het verder de kerk van de blote borsten noem.
Beja
Na een bakkie koffie op het pleintje (waar we de enige toeristen zijn) gaan we door naar Beja. Dit is de hoofdstad van de Baixo (onderste deel) Alentejo en ook een wat grotere plaats. Toch is het ook hier ontzettend rustig. Blijkbaar blijven de Portugezen op zondag thuis want er is geen kip op straat.
Baja is door de Romeinen gesticht en heette toen Pax Julia. Het ligt op een heuvel en is het hoogst gelegen stadje in deze streek. Het leeft nu nog van de handel in graan en olijfolie. In het centrum ligt het Convento de Nossa Senhora da Conceicao, een mooi klooster, met prachtige tegels uit de 16e eeuw. Tegenwoordig is het klooster een museum en we hebben de pech dat ze het uitvoerig aan het restaureren zijn. Het is compleet ingepakt in doeken en er is niets van te zien. Ik heb er dus geen foto van, daarvoor moet je even de link aanklikken. Ook staan er nog delen van de oude stadsmuren en een mooi kasteel wat in redelijk goede staat is. En zoals er in elke Nederlandse stad een Grote Markt is, hebben de steden allemaal een Praça da República. Dit is meestal een centraal plein met een fontein, (blaas)kapel, winkeltjes, bankjes, terrassen en bomen (*).
Alvito
Deze streek heeft bepaalde kenmerken die je terug ziet in elk dorp. Alvito is zo’n kenmerkend dorp. Als je dit gezien hebt, dan heb je een groot deel van de andere dorpen ook gezien. Overal zijn de huizen in de dorpjes (maar ook de steden) wit gekalkt om de warmte tegen te gaan. Om toch niet helemaal verblind te worden, omlijsten ze de ramen of de onderkant van de huizen met een kleurtje. Zo kun je ook gemakkelijker je eigen huis terugvinden als je weer eens dronken van de kroeg komt (O ja, het was die groene tussen de gele en de blauwe). Elk dorp hier heeft vaak ook een kasteel uit de feodale tijd. Die van Alvito is omgebouwd tot pousada (luxe hotel). En elk dorp heeft een centraal plein (Praça) waar vaak ook nog een oude schandpaal staat. En natuurlijk minstens één maar vaak meerdere kerken. (En dit is niet zo vreemd want zelfs een gat als Baflo heeft drie kerken). Wij hoopten in Alvito wat mooie fresco’s te zien in de kerken maar tot onze verbazing zijn alle kerken hier gesloten. Op zondag!
Ecocamping Bubulcus en Bolotas
Tijdens onze reizen hebben we al heel veel campings gehad. En een enkele keer komen we een pareltje tegen. Dat is ook Bubelcus en Bolotas (€22). Om bij de camping te komen moet je een paar kilometers over een zandweg het land in rijden. Je zit dus helemaal in de natuur en we hebben geluk dat we het plekje met het mooiste uitzicht krijgen. We kijken zo het landschap in en horen alleen het gekwetter van de vogeltjes. We worden omringd door steeneiken. Een taaie boom die ontzettend sterk is, ook op arme grond terecht kan en maar heel langzaam groeit. Ondanks dat is er ontzettend veel leven om ons heen. Omdat het land zo arm en onvruchtbaar was, heeft het eeuwen gewoon kunnen ‘liggen’. De bodem is daardoor heel open en geschikt voor insecten. Je moet continu oppassen om niet op overstekende kevertjes te stappen. Na alle drukte is het heerlijk om zo in het niets te kunnen staren. En ’s avonds komen er meer sterren tevoorschijn dan ik ooit gezien heb.
De camping is ecologisch van opzet. Het is niet aangesloten op het riool, de waterleiding, het gasnet en het elektriciteitsnet. Alle stroom wordt met zonnepanelen opgewekt. Water wordt uit een put, meer dan 300 meter diep, gehaald. De oppervlakte van het terrein zou makkelijk in 50 plekken kunnen voorzien. Er zijn er maar iets van vijfentwintig, die ook niet allemaal tegelijk gebruikt worden. Zo komen ze uit met de beschikbare stroom en water. Kijk dit filmpje om het hele concept uitgelegd te krijgen. Een paradijsje en we besluiten dan ook hier drie nachten te blijven om even weer te resetten.
[maandag 15 mei]
[dinsdag 16 mei]
Tomar
[woensdag 17 mei]
Na een aantal dagen loungen voelen we toch dat het einde begint te naderen. We moeten langzaam weer richting huis. En we zitten nog vrij ver zuidelijk. We beginnen met een lang stuk te overbruggen. Maar in Tomar parkeren we de bus op een verlaten camping (nu vrije camperplek) midden in de stad en besteden een groot gedeelte van de rest van de dag in het Tempeliers bolwerk.
Tomar zelf oogt als een vriendelijk authentiek stadje aan de Rio Nabao. In de hoofdstraat zijn er geen winkels zoals de MacDonalds, Burger King of andere ketens. Ze hebben wel wat vreemde gebruiken.
Elke vier jaar (toevallig ook dit jaar) hebben ze het Festa dos Tabuleiros. We hebben allemaal zo’n collega gehad die elke lunch wel acht boterhammen in zijn trommeltje had. Daar lachen ze om in Tomar. De dames dragen daar dan een kroon met wel dertig (!) broodjes op hun hoofd. Zo heb je nooit honger onderweg (maar misschien wel hoofdpijn). Onbekend is wat er op de broodjes zit, waarschijnlijk ham en kaas. Als je met zo’n dame op pad bent, dan is een high-tea nooit ver weg. Het festijn vindt plaats in juni maar we zien toch een dame voorbij komen die vast aan het oefenen is. Ook hier is een Praca da Republica met een bijbehorende Igreja (de Sao Jao Baptista). Heel mooi allemaal.
Maar vergis je niet in de lieflijkheid van dit stadje. Boven op de heuvel ligt een enorm Tempeliersbolwerk. De Tempeliers waren kerkelijke ridders die als doel hadden om de pelgrims naar Jerusalem te beschermen. Dat deden ze goed en op weg naar Jerusalem vonden ze het niet erg om hun fighting-skills bij te houden door ook wat Moren uit Portugal te verjagen. Hun grootste macht lag in de periode van de 12e tot de 16e eeuw. En her en der werden ook wat onderkomens voor hun gebouwd. Een ervan is het Convento do Christo en ligt in Tomar boven op de berg. Het bestaat uit een klooster, een kasteel en een speciale Tempelierskapel/kerk. Deze laatste heeft zestien kanten (naar het ontwerp van de kerk in Jerusalem) met middenin een hoog altaar en genoeg ruimte zodat de ridders te paard naar de mis konden gaan. Een soort van drive-in zeg maar.
Maar het klapstuk van het complex is het Manueleens venster in de zijkant van het klooster. Dat is iets waarvoor we speciaal naar Tomar komen. En helaas. Een groot gedeelte van het complex staat in de steigers en juist dit deel ook. We moeten het doen met een plaatje. Maar goed, voor de rest is er ook genoeg te zien. Veel azulejos, kapellen, kloostergangen en hoe Spartaans de monniken leefden. We besteden een groot deel van de middag dolend door het complex. En dat voor €6 resp. €3.
Met de Tempeliers liep het uiteindelijk niet goed af. Niet alleen de kerk maar ook de koningen kreeg het toch wat benauwd van de macht en de rijkdom die de Tempeliers vergaarden en verklaarden ze onwettig en vervolgden ze. In Portugal waren ze wat langer welkom omdat ze daar zoveel goed werk hadden verricht. Maar ook hun eigen geloften waren aan inflatie onderhevig. Ondanks de gelofte van kuisheid hadden ze een voorkeur voor maagden (en niet alleen voor de huishouding) en ook de uitdrukking zuipen als een Tempelier is niet verzonnen. Weer heel wat wijzer zoeken we de bus op en rijden naar Coimbra. We hebben daar eerder op de camping gestaan en het ligt op de route. Maar stonden we vorige keer nog alleen op een van de terrassen, het is inmiddels een gekkenhuis daar. Met moeite vinden we toch nog een plekje.
Viseu
[donderdag 18 mei]
We schuiven weer een stukje op naar het noorden. Onderweg maken we even een stop bij Viseu, een stad die veel op Coimbra lijkt maar niet het voordeel had dat het zo’n bekende universiteit had. Wel is Viseu uitgeroepen tot de stad met de hoogste levenskwaliteit van Portugal. Er is ook opvallend veel groen en frisse fonteinen.
De Se (kathedraal) is de moeite waard maar die staat natuurlijk weer in de steigers. Van de met touwen en knopen versierde gewelven in Manuelijnse stijl is niets te zien. Recht tegenover de Se staat de Igreja da Misericórdia die er met zijn Rococo gevel minstens net zo mooi uitziet. Tenslotte is Viseu bekend van de 15e-eeuwse schilder Grão Vasco, die hier vandaan komt net als Dom Duarte, een van de koningen van Portugal.
De straatjes in Viseu zijn middeleeuws. Het is leuk om doorheen te slenteren. Je loopt op grote en kleine keitjes door smalle straatjes met hoge gebouwen. Ook hier is het weer heel erg rustig. Het is duidelijk minder toeristisch hier.
Lamego
Onze volgende stop van vandaag is een verrassing. Mevr. van der Veeke wilde graag naar Lamego omdat het bekend is van de de Raposeira, een mousserende wijn. En tegelijk zouden we even kijken bij kerk Nossa Senhora dos Remédios. Maar het gaat andersom.
De kerk ligt bovenop een heuvel en via 686 treden (dubbele trappen) en negen terrassen ga je omhoog. Het is een feest om dat te doen. Onderin is het nog wat saai maar vanaf het derde terras worden de muren versierd met prachtige azulejos. Als je voor je kijkt zie je de prachtige kerk steeds dichterbij komen. Kijk je achterom dan heb je een prachtig uitzicht op de stad. Bijna bovenaan is er een terras met 18 standbeelden, die de koningen en patriarchen van Judea verbeelden. In het midden staat een monumentale waterschaal waar een obelisk van 22 meter hoogte op rust, die versierd en ondersteund wordt door mythische atlanten (of telamonen).
Deze 18e-eeuwse kerk is een van de belangrijkste pelgrimage locaties van Portugal. In september komen de meeste pelgrims voor de Festa de Nossa Senhora dos Remédios en die lopen niet gewoon omhoog maar doen dat op de knieën. Ook binnen in de kerk is het prachtig.
We kunnen natuurlijk niet weg zonder een fles Raposeira. Een bodega maakt reclame maar zuinig als we zijn, duiken we de eerste de beste super in en kopen daar een fles voor de helft van de prijs. Volgens de verklaringen van Mevr. van der Veeke is het inderdaad goede wijn. Haar gedrag na twee glazen bevestigt dit. Op alle manieren is Lamego een plek om terug te komen.
Iets verder noordelijk zoeken we de camping op in Vila Real. Het is een rit door een mooi landschap dat me aan Duitsland doet denken. Zonovergoten hellingen, gescheiden door de Douro, met eindeloze rijen druiven. Die wijnen moeten tenslotte ergens vandaag komen.
De camping Parque de Campismo de Vila Real (€15,80) ligt midden in de stad in een stuk bos. Mogelijk dat het vroeger een landgoed is geweest en we staan er mooi tussen het groen. Een heerlijke plek om even bij te komen.
Mirando do Douro
[vrijdag 19 mei]
Vandaag gaan we oostelijk en we bezoeken nog één stad in Portugal. Dat is Mirando do Douro dat aan de Douro ligt en daarmee ook aan de grens met Spanje. De rivier de Douro is een van de langste rivieren van het Iberisch schiereiland en vormt langs een groot stuk de grens tussen beide landen. Het is een mooie route die we vandaag rijden. Een groot deel gaat door nationale parken en er is geen kip op de weg zodat we alle gelegenheid hebben om van de mooie uitzichten te genieten.
Mirando do Douro heeft lange tijd geïsoleerd gelegen. Pas met de komst van de stuwdam (er liggen heel veel stuwdammen in de Douro (Portugal) en Duero (Spanje)) kwam het uit zijn isolement. Daarom is er een speciaal dialect ontstaan uit het Romeins, Frans, Spaans en Portugees. Niet te verstaan. Een beetje zoals het Fries bij ons.
Door de ligging op een rots aan de Douro had het altijd een strategische plek en was het belangrijk als fort. Totdat iemand ging zitten roken in de kruitopslag en de boel explodeerde. Van het kasteel bleef niet veel over en 400 mensen verloren het leven.
Een van de vreemde gebruiken hier is het stok-dansen. Mogelijk waren het vroeger (houten) zwaarden. Met begeleiding van een doedelzak slaan ze stokken tegen elkaar, ondertussen ritmisch bewegend en hopen zo de kwaliteit van hun zaad te verbeteren (vruchtbaarheidsritueel). Het moet niet gekker worden.
Maar dat gebeurt wel als we de kathedraal opzoeken. Van buiten is het een beetje een saai gebouw. Maar van binnen zijn de verschillende altaren prachtig. Het meest bijzondere is dat ze hier een baby Jesus (net als Grogu, baby Yoda) hebben die een eigen collectie kleding heeft. Ergens in de vorige eeuw kreeg hij opeens een bolhoed die hij nu nog draagt. Opmerkelijk vond ik ook het beeldje van een heilige met een zichtbaar relikwie erin.
Verder is Miranda do Douro een slaperig stadje. Wij bezoeken het oudere gedeelte maar er is ook een nieuw gedeelte waar veel Spanjaarden komen shoppen omdat de prijzen in Portugal lager liggen dan in Spanje. Reden voor ons om nog een keer boodschappen te doen en daarna steken we de Douro over en verlaten we Portugal. Het was één groot feest om daar te zijn.
(*) Doorhalen wat niet van toepassing is.
Wat een verborgen parels hebben Spanje en Portugal! Kan me voorstellen dat jullue fijn 3 dagen op de ecocamping waren om even bij te komen. Goede reis naar het noorden!
Tsja, aan al het moois komt een eind. Goede reis verder naar het noorden.
Inspirerend om ook zelf te bezoeken, een hele goede reis terug !
Wat weer een prachtig verhaal Jullie zijn erg actief om al die mooie kerken en bijzondere plaatsen te bezoeken
Veel bijzondere tegels en geen tegeltjeswijsheden. Doet me goed. 🙂
Wederom mooie foto’s Hans. Vooral die tegelwerken vind ik prachtig. Wat mij opvalt zijn de mooie diepblauwe luchten.
Ik wens julllie een goede terugreis!
Je hebt een schitterend stuk Portugal laten zien, of we laten het erbij om het door jullie ogen te zien, ofwel we gaan er zelf een keer naartoe. Het lijkt me heerlijk om met een bus(je) op pad te zijn. Goede reis verder!
Wonderschone plekken die jullie bezocht hebben! En nog gezwommen ook nog! (Met wit T-shirt met korte mouwen nog aan 😉