Gereden routes, campings en bezienswaardigheden vind je op deze kaart.
Donderdag 13 juni
Zweedse grens – Stora Blåsjön
We hebben voor deze grensovergang gekozen (en niet hoger in Noorwegen) omdat we hier aan kunnen sluiten op de Wildernisroute in Zweden. Hij gaat over het Stekenjokk plateau en dat is de hoogste berijdbare route waar ook nog asfalt ligt. Door de hoogte ligt er in de winter teveel sneeuw in dit gedeelte. Meestal is deze route begin juni open maar door de warme meimaand was het dit jaar eerder. De hele Wildernisroute is meer dan 500 kilometer maar wij doen er alleen de bovenste helft van Gäddede tot Dorotea.
Vandaag doen we maar een klein stukje en als we langs het meer Stor Blåsjön (wat letterlijk het Grote Blauwe Meer betekent) rijden ziet het er surrealistisch uit. Het water is een perfecte spiegel en land en lucht kussen elkaar in een naadloze aanraking (ik kan geen keus maken tussen de foto’s dus je krijgt ze gewoon allemaal). Reden voor ons om hier te stoppen en op camping Stora Blåsjön (ze hebben hier weinig fantasie voor namen) een nachtje te blijven.
Je kunt aan de weg staan voor 275 SEK maar voor 75 SEK meer (is ongeveer 6,75) kun je een plekje met uitzicht boeken. Dat laatste doen we natuurlijk want zo’n uitzicht is onbetaalbaar. Tot het einde van de middag blijft het weer mooi. ’s Avonds en ’s nachts zijn er wat regenbuien. Toch besluiten we hier nog een dag extra te blijven want het is zo’n prachtig plekje en de weersvoorspelling voor morgen is niet slecht.
Vrijdag 14 juni…
… is een dag waarop helemaal niets gebeurt.
Zaterdag 15 juni
Stora Blåsjön – Stekenjokk (48 km)
We zitten op de Wildernisroute maar van die wildernis merk je niet zoveel als je op de autoweg blijft. We willen die wildernis wel eens met eigen ogen zien en gaan voor een wandeling vandaag. Iets verderop is de Bjuralven (rivier van de beren) route die ons 12 kilometer lang van wildernis kan voorzien.
De wandeling gaat door een karstlandschap. Dat is een landschap waar veel kalksteen aan de oppervlakte en in de bodem zit. Dat lost op door de invloed van CO2 in het water waardoor sinkholes (zinkgaten) ontstaan en hele ondergrondse gangenstelsels en grotten zo groot als kerken. (Hier in de buurt is ook de koraalgrot waar ze al kilometers verkend hebben)
Het kalksteen hier is blauw-grijs, lost gemakkelijk op en is specifiek voor dit gebied. Het heet dan ook Bjuralvskalk. Het ligt onder een laag zand van 20 meter. Vandaar dat de sinkholes hier zo diep zijn. Omdat er ondergronds zoveel ruimte is, verdwijnt de rivier soms ondergronds om verderop weer boven te borrelen. Verder is het landschap uniek door de vele bloemen- en plantensoorten. De naam karst komt trouwens van een streek in Slovenië waar dit soort landschappen het eerst bestudeerd is.
Wij lopen door lage berkenbossen, over houten planken, beklimmen enorme trappen en zien prachtige watervallen. Aan het einde komen we bij een open vallei die ze het Colosseum noemen. Wij gaan nog een stukje verder naar de Bjurälsvsgrottan. Het is een grot maar anders dan ik verwacht. Eigenlijk is het een afvoerputje waar de rivier in verdwijnt.
Hieronder wat foto’s van de tocht die ik zal toelichten.
Op de heen weg spetterde het al een paar keer maar tijdens de laatste paar kilometer op de terugweg begint het te hozen. We komen dus doorweekt terug en dan is het handig dat je in de bus alles bij je hebt. Even omkleden in droge kleren en door.
De rivier Gaavesjohke komt vanaf het Stekenjokk plateau en mondt uit in het Leipikvatnet. Het neemt enorme hoeveelheden water mee en gaat soms door nauwe passage en met flink verval. We zien twee mooie watervallen. De eerst is een naamloze waterval en verderop een serieuze knaap met de naam Gaustafjellet. En die dwingt wel wat respect af. Ongelofelijk met wat een kracht die zich door de kloof stort. Het is alsof er continu een fles Dubro in het water wordt gegoten, zoveel schuim zit erin. Prachtig om een tijdje naar te kijken.
We rijden door naar het Stekenjokk plateau. Met 879 meter boven zeeniveau ook gelijk het hoogste deel van de route. Het is alleen geopend tussen begin juni en half oktober. Ervoor en erna ligt er teveel sneeuw. Het is een beschermd vogelgebied en het is een cultureel erfgoedlandschap van de Sámi. Hier hoeden ze hun rendieren al duizenden jaren op dezelfde manier. De Sámi-naam voor Stekenjokk is dan ook Stihken, wat de plaats waar de rendieren wonen betekent. Het is een kaal, troosteloos landschap met geen boom in zicht. Je zou hier dan ook over de rendieren moeten struikelen maar ze zijn allemaal de hort op. We zien er geen een. Een ander wapenfeit van het plateaus is dat er de hoogste continue windsnelheid ooit van Zweden is gemeten. Het haalde de 170 km/u tijdens de storm Hilde in 2013.
Bovenop het plateau is een grote parkeerplaats waar veel camperaars overnachten. Wij zoeken hier ook een plekje tussen met een mooi uitzicht. Vannacht slapen we op 815 meter hoogte. En gelukkig waait het vandaag niet.
Zondag 16 juni
Stekenjokk – Aselen (237 km)
Om kwart over negen staan we al in Fatmomakke, een Sámi kerkdorp. We dachten dat het vergeven zou zijn van kerkgangers maar we zijn er alleen. Het fenomeen kerkdorp kennen we niet in Nederland maar hier zijn er meerdere (het waren er 70, nu nog 16). De Sámi hingen altijd een soort van natuurgeloof aan (Animisme) en op een gegeven moment zijn ze gedwongen christelijk te worden. Maar dat ter kerke gaan schiet erbij in als je altijd op weg bent met je rendieren. Daarom werden dit soort kerkdorpen gemaakt met een kerk en een aantal huizen en hutjes waar ze in konden verblijven als het weer tijd was voor het gebed. En dat was maar een paar keer per jaar, onder andere bij midzomernacht (dus over een paar dagen), als de rendieren naar de zomerweide gingen en als ze daarvan terug kwamen.
Wij kunnen intussen rustig rondkijken. Er staan behoorlijk wat typische Sámi-hutjes. De meeste zijn op slot maar er is er eentje waar we in kunnen kijken. Hij verschilt niet veel van een indiaanse tipi. Omgekeerde trechter met een kookplaats in het midden. Verder staan er nog een aantal gewone huizen voor bijvoorbeeld de dokter, de dominee en de veldwachter. Saillant detail is dat deze laatste twee samen een huisje deelden. De kerk is sober, eigenlijk zit de enige versiering aan de buitenkant. We lopen een rondje door dit dorp. Ik had hier wat Sámi verwacht inclusief rendieren maar er lopen slechts toeristen. De Sámi hebben een uitslaapdag.
Het verhaal van de Sámi is trouwens erg triest en vergelijkbaar met hoe men met de Aboriginals en de indianen omgingen. Ze werden als minderwaardig volk gezien, hun land werd afgepakt en ze moesten verplicht bekeerd worden. Als je de kerk niet voldoende bezocht, dan kreeg je de doodstraf. Hun eigen geloof werd strafbaar en ze moesten hun heilige attributen verbranden. Pas begin vorige eeuw zijn ze gaan vechten voor hun rechten en hebben dit ook gekregen. Meer over deze geschiedenis kun je hier lezen.
We gaan verder langs de wildernisroute waarbij de wildernis met name aangegeven wordt door de toestand van de weg. De vullingen rammelen in de kiezen. Gelukkig niet het hele stuk maar tot twee keer toe vallen alle boekjes van de plank.
We hebben al veel watervallen gezien maar de Trappstegsforsen is weer een geval apart. Zo ver en zo breed het oog reikt zien we miniwatervalletjes. Het is weer eens wat anders dan de woestelingen die we eerder zagen. Iets verderop kijken we nog even bij het zusje de Dimforsen. We zijn inmiddels zo verwend dat deze geen indruk meer maakt.
Als volgende op de lijst hebben we Vilhelmina staan, een volgende kyrkstad. Maar inmiddels regent het flink en Vilhelmina lijkt gewoon een Zweeds stadje te zijn met gewone Zweedse huizen. Geen Sámi hutjes en het museum is alleen hoogzomer open. We rijden even door het stadje maar zien niets om voor uit te stappen. En daarmee komt ook min of meer een einde aan onze Wildernisroute. We rijden door naar het oosten. Op een camper-service-parkeerplaats tanken we nog even water bij want we zijn dan wel van de Wildernisroute maar nog niet van het wild kamperen af.
Ik heb weer een juweeltje gevonden bij Aselen. Het is een parkeerplaats bij een zwemstrandje waar je mag staan. Er zijn zelfs toiletten en een (koude) douche. Daar zijn we nog even druk met de planning voor de komende dagen. Want het is dan midzomernacht en alle Zweden zijn dan op pad, dus volle campings. Met wat planning en puzzelen vullen we de week in en boeken het laatste plekje op de camping in Stockholm voor het einde van de week.
Maandag 17 juni
Asalen – Docksta (315 km)
Het was een heerlijk rustige nacht. Hier horen we eindelijk veel vogels, iets wat we in andere delen, voornamelijk in Noorwegen, niet hoorden. Zeker vroeg in de ochtend is het een gekwetter van jewelste zodat we bijna in een toestand van seatherny (*) komen.
We steken vandaag eerst door naar Umea aan de oostkust. Het is een lang stuk, voor en achter je een rechte weg en links en rechts bomen. En soms een meer. Er is nauwelijks ander verkeer, eens in de tien minuten zien we een auto.
Bij Umea slaan we af naar het zuiden en zo komen we door het gebied dat ze hier de Hoge Kust (Höga Kusten) noemen. Er liggen meerdere nationale parken en een ervan, het Skuleskogens Nationaal Park, gaan we morgen bezoeken.
We zetten de bus tegen drie uur op Ställplats Gällstasjon (280 SEK) en hebben nog tijd voor een wandeling. Iets verderop gaat een skilift (in de winter wordt hier geskied) de Skuleberget omhoog. En die nemen we (120 SEK p.p.) ondanks dat hij tergend langzaam gaat. Het is de hoogste berg (284 meter) van dit gebied. Eenmaal boven zitten we in de wolken en is er geen uitzicht. Maar dat geeft niet want we gingen voor de wandeling. Een paar duizend jaar geleden klotste hier het water nog tegen de schoenen. Hoe dat kan leg ik morgen uit.
We hadden min of meer een gewoon pad naar beneden verwacht maar het blijkt toch een uitdagende klauterpartij te zijn over het karakteristieke rode stenen dat ze Nordingra-graniet noemen. Maar wel heerlijk als je een hele dag in de auto hebt gezeten. Het heeft de hele dag geregend maar vlak voor onze wandeling klaart het op en we lopen droog naar beneden. Als je het zweet niet meerekent. Gelukkig kunnen we, na twee dagen wildkamperen, weer een keer douchen. Eindelijk weer fris in bed.
(*) de rust die je voelt als je goed naar de vogels kunt luisteren.
Dinsdag 18 juni
Wandeling Skuleskogen
Vandaag is de wandeldag. De weersvoorspelling is niet super maar we gaan toch. Uiteindelijk blijft het de hele dag droog en dat bewijst maar weer dat je altijd gewoon op pad moet gaan.
De Höga Kusten ligt aan de Botnische golf en is Unesco werelderfgoed. Het heeft de hoogste kustlijn ter wereld (286 meter) en het bijzondere is dat deze (en het land eromheen) nog steeds stijgt met ongeveer 8 millimeter per jaar. Tijdens de laatste ijstijd lag het onder een laag van 3 kilometer (!) dik ijs. Die massa drukte het land toen naar beneden. Tot het ijs weer weg was begon het land op te veren als een stuk schuimrubber nadat je het ingedrukt hebt. De laatste 13.000 jaar is het al 300 meter gestegen en de verwachting is dat het de komende 5000 jaar nog 40 meter stijgt. Dus die berg waar we gisteren op stonden, op 284 m hoog, heeft ooit onder de zeespiegel gelegen.
Het Skuleskogen National Park is een van de parken in de Höga Kusten en ligt hier vlak naast. We stappen op de fiets en in een klein uurtje fietsen we naar de zuidelijke ingang waar onze wandeling begint. Hij staat weer te boek als een familie wandeling en we zien ook families onderweg. Maar deze familie heeft op sommige stukken handen en voeten nodig.
Het eerste deel gaat door bos. Ze hebben veel planken neer gelegd dus dat loopt wel gemakkelijk. Maar er zijn ook hele stukken waar we over stenen en boomwortels lopen. Deze stukken kunnen veel beter planken gebruiken. We mopperen niet, het vereist een zekere elegantie en flexibiliteit om hier een beetje goed overheen te komen. En daar kunnen we wel wat training voor gebruiken.
Af en toe komen we langs enorme keienvelden. Die zijn hier aangespoeld door de zee. Terwijl we inmiddels al op meer dan 100 meter hoog zitten. Ook dat heeft weer met de stijging van het land te maken. Ooit lag dit op zeeniveau en grote stormen spoelden dit soort stenen op het strand. Het land én de stenen ging langzaam omhoog en bij elke volgende storm werden er weer nieuwe stenen tegenaan geduwd. Die ook weer omhoog gingen. En zo ging het door tot je een heel (schuin oplopend) veld van stenen hebt.
Wij zijn op weg naar de Slattdalsskrevan, een flinke kloof in de berg. We lopen eerst door het begin van de kloof die gedeeltelijk ingestort is met als topstuk een enorme rots die ingeklemd zit tussen de twee wanden. Ik was er graag even op gaan poseren maar dat blijkt niet mogelijk te zijn. Dan maar verder klauteren tot we bovenaan de rommel zijn en dan komen we bij de toeristische trekpleister, de echte kloof. Er vallen regelmatig stenen naar beneden dus ze vinden het niet verstandig dat je er doorheen loopt (maar dit houdt sommige mensen niet tegen).
Wij gaan er dus omheen en komen daarmee op het hoogste punt van onze route. We zitten daarmee net niet in de wolken. Na de uitzichten op de Lofoten kunnen we voor deze niet meer zo warm lopen maar we eten hier wel ons boterhammetje op. Hierna dalen we weer af. We komen langs een officieel vrij kampeerplekje waar ook een schuilhut bij is waar je gratis in kunt overnachten want de Höga Kusten trail loopt hier ook langs. Dat is een wandelroute van 180 km langs de hele Höga Kusten. Een soort van Zweedse Pieterpad.
Wij moeten nog een stuk afdalen tot we weer op zeeniveau zijn en dat gaat door een lange, smalle, rommelige kloof waar we met handen, voeten en soms op de billen omlaag gaan. Daarna begint onze familiewandeling. Langs de huidige waterlijn lopen we (nu een keer gewoon) door een soort van oerbos terug naar de fiets. Ze laten het bos hier bos zijn. Afgezien van het pad wordt er niets opgeruimd of recht gelegd. Dan zie je pas wat een rommeltje en hoe ondoordringbaar het wordt als je niets doet. Veel bomen breken bij een storm af omdat ze aangetast zijn door schimmels en zwammen.
We hebben er een groot deel van de dag over gedaan. Tijdens onze wandeling is het land weer 0,005 mm omhoog gekomen dus we moesten iets verder omlaag dan omhoog lopen. Toch wel wat vermoeid daarvan fietsen we terug naar de bus. Het was weer een prachtige wandeling.
Woensdag 19 juni
Docksta – Borlange (434 km)
E4-bos-bos-bos-meer-bos-bos-bos-parkeerplaats-tankstation-bos-bos-bos-bos-meer-stad-bos-bos-brug-boodschappen-afslag-bos-bos-bos-dorpje-kerk-bos-bos-bos-dorpje-bos-meer-bos-Borlange-ringweg-ikea-tankstation-bos-bos-camping.
Na een lange dag rijden komen we in Borlange aan. Dit ligt in de provincie Dalarna dat ze Zweden in het klein noemen. Het is ongeveer net zo groot als Belgie en het is vooral een natuur-provincie om te fietsen, wandelen en kanoën. Hier gaan we twee dagen doorbrengen op Mellsta camping Borlänge (333 SEK).
Gereden routes, campings en bezienswaardigheden vind je op deze kaart.
Wat weer een prachtig stuk van jullie reis, zoveel moois ook onderweg, die mooie wolkenluchten… Ik geniet lekker met jullie mee!
Weer fijn te lezen!
Een mooie midsommar gewenst!
Ziet er erg aantrekkelijk uit tot nu toe. Zou best kunnen dat we deze tour ook gaan rijden!
Wat weer een prachtige ervaring en mooie foto’s, geniet er van en kom weer veilig thuis. Pas op voor de grote boze wolf!
Jullie klauteren en klimmen wat af zeg! Wat een prachtig land. Geniet even mee met jullie tocht! Groet