Allereerst weer dank aan de mensen die een bijdrage voor de blog hebben gedaan. Diane, Gert en ALJ van R. (uit privacy overwegingen noem ik niet de hele naam) heel erg bedankt en welkom bij het reisgenootschap van de Niet Genomen Weg. Mocht je ook een van de reiziger van de Niet Genomen Weg willen worden, kijk dan hier hoe je een kleine bijdrage kunt doen.
Op weg naar Corsica
Donderdag 10 april – We zijn pas in de middag vertrokken zodat we het huis opgeruimd en schoon achter kunnen laten. Tot Duiven gaat de route van vandaag om bij de Wellinhoeve (€ 17,=) de nacht door te brengen. Een camping met een mooie boomgaard. Maar als je geen stroom neemt dan mag je daar niet staan dus wij staan iets buiten de boomgaard op een parkeerterrein maar sparen wel €4,50 uit. Je hebt principes of je hebt ze niet.
Vrijdag 11 april – We gaan door het Ruhrgebied en zijn tot Walldorf gereden en staan bij camping Leoner See (€ 30). Deze route rijden we niet vaak en nu weet ik ook wel weer waarom. Wat een drukte op de weg terwijl het een ‘gewone’ vrijdag is. Waar gaan al die mensen heen? Op de camping willen ze ons weer op een parkeerterrein hebben Als ik dreig dan maar verder te gaan, komen ze toch met een grasveldje op de proppen naast de receptie met een mooi uitzicht op het meer. Dat kost wel €4,00 extra. Principes zijn er gelukkig ook om los te laten.
Zaterdag 12 april – De drukte van gisteren is nog niets vergeleken met de hel die we vandaag meemaken. Eindeloze litanieën op de radio van files waar wij er ook in veel terecht komen. En als we niet in de file staan dan is het wel harmonica-rijden. Vreselijk. Via Karlsruhe, Mulhouse en Bazel (waar de ringweg er compleet uitligt) sluiten we uiteindelijk, met tweeëneenhalf uur vertraging, aan bij de file voor de Gotthard tunnel. Daar staan we, gotthart-zij-dank, maar 40 minuten. Overdag was de wachttijd opgelopen tot meer dan twee uur! Ik heb een camping vlak na de tunnel uitgekozen die natuurlijk Gottardo (€ 40) heet. Het ziet eruit als Italië, het voelt als Italië en ze spreken Italiaans. Als Poetin of Trump hier had bestuurd dan was het allang door Italië geannexeerd. De knappe serveerster (een van de twee Nederlandse zinnen die ze kent is ‘Mooi meisje’) spreekt gelukkig ook Engels. En ze hebben een prachtig plekje voor ons met een kabbelend watervalletje op de achtergrond.
Zondag 13 april – Omdat de boot pas vanavond laat gaat, hebben we niet zoveel haast. We gaan nog even koffie drinken bij het ‘mooi meisje’ en vertrekken daarna. Het is vandaag een stuk rustiger op de weg. Zo kachelen we naar Genua. Wel is het vannacht begonnen met regenen en dat blijft het de hele dag af en aan doen. In Genua kun je het snelst via de tolweg in Savona komen. Maar wij kiezen voor de SS1 die geen geld kost en ook nog prachtig langs de kust loopt. We passeren een aantal typisch Italiaanse kustplaatsjes. Savona ligt erg langgerekt voor de kust en iets van 20 kilometer voor de haven zoeken we een parkeerplaats op in het stadje. Daar lopen we wat rond maar op zondag is er niet veel te doen. We willen hier graag warm eten maar de meeste restaurants zijn nog dicht omdat het seizoen niet begonnen is. En de andere restaurants gaan pas na zeven uur open want dat zijn de Italiaanse eettijden. We rekken de tijd door bij een bar wat te drinken en om half zeven is er zowaar een pizzeria open. De oven moet nog wel warm gestookt worden maar we kunnen vast zitten. Het is het wachten waard want er gaat toch niets boven een Italiaanse pizza. Tegen achten gaan we vast naar de haven ondanks dat de boot pas om 23.55 vertrekt. En we zijn niet de enigen. Om elf uur komt de ferry aan en een half uurtje later kunnen we erop. Tegen twaalf uur zien we de lampjes van Italië verdwijnen en zoeken we de hut op.

De vinger omhoog
Noot: Een interactieve kaart met alle plaatsen en routes vind je hier.
Maandag 14 april – Om half zeven wenst een zwoele vrouwenstem me goedemorgen. Ik schrik even want het is niet de stem van Mevr. van der Veeke. Waar ben ik nu weer terecht gekomen? Gelukkig is het de omroepster die aankondigt dat we er over een uurtje zijn. Omdat we vooraan staan rijden we om vijf over half acht Bastia in en net zo snel weer eruit want Bastia doen we pas over een paar dagen.

Voor de komende dagen volgen we min of meer de reisgids van Caroline die ik op de valreep nog gevonden heb. Er was veel overlap met de bezienswaardigheden die ik gevonden had en het is fijn om een route als richting te hebben.
We gaan eerst de vinger doen. De vinger? Ja, aan de bovenkant van Corsica steekt een stuk land van 40 kilometer lang en 10 kilometer breed uit. Dat noemen ze de vinger maar eigenlijk heet het Cap Corse. Vandaag volgen we de D80 omhoog. Het rijden is hier een uitdaging. Het wegdek is op veel plekken op zijn zachts gezegd beroerd. Bij de dorpen wemelt het van de verkeersdrempels die hoger zijn dan de meeste terpen in Groningen. En er is geen 100 meter rechte weg te vinden. Is dit vervelend? Nee hoor, ik houd wel van een stukje autorijden met hellingen en bochten.
Zo slalommen we eerst richting Erbalunga om een eerste indruk van Corsica op te doen. Er is maar weinig ruimte aan de kust door het bergachtige landschap en dat resulteert in een dorp waar alle huizen schots en scheef staan op een klein schiereilandje.

Laat daar de verwoestende werking van wind, regen en zout water op los en je krijgt dan iets wat de een pittoresk en de ander vervallen zou noemen. Wij kiezen voor de eerste maar je mag je eigen oordeel vellen aan de hand van de foto’s.
We rijden door naar Pietracorbara, een piepklein dorpje waar we de eerste Genuese toren tegenkomen. Het is een van de 25 hier op Cap Corse (67 op heel Corsica). Ze stammen uit de tijd dat de republiek Genua het hier voor het zeggen had (13e – 18e eeuw) en moesten wat bescherming bieden tegen de piraten die hier de boel afschuimden. Strategisch geplaatst met zicht op de Middellandse zee en op de andere torens. Zo konden ze vroegtijdig elkaar waarschuwen.
Verder is hier, volgens de gids, een parelwit strand. Het kan aan het weer liggen (vandaag ook weer veel regen) maar ik stel me daar wat anders bij voor. Misschien als het opgeruimd wordt en de zon schijnt dat het er wat parelwitter uitkomt.

We gaan, via Porticciollo, door naar Macinaggio. Onderweg zien we weer een Genuese toren (Tour de Losso) die als een schaakstuk in het landschap staat. Het is een van de mooiste van Corsica.
Macinaggio is een wat grotere plaats die de winterslaap van zich af aan het schudden is. Er lopen wat meer toeristen rond dus de restaurantjes en souvenirwinkeltjes hebben de boel afgestoft en zijn open gegaan. We kijken even rond en lopen naar het vuurtorentje bij het havenhoofd. Maar het is een natte bende vandaag.
Noordoostelijk dan dit kun je niet met de auto. We steken over naar het westen en dat betekent dat we de hoogte in moeten. Ik stuur bocht na bocht en in het midden van de vinger kunnen we naar het vingertopje toe. Daar ligt het gat Tollare dat bestaat uit een handvol huizen. Én een camperplek. Hiervoor moeten we wel een zes kilometer lange smalle weg afhobbelen maar het is de moeite waard. Op een vlak terrein zijn een twintigtal plekken aangelegd. En vanaf hier loop je 5 minuten naar het noordelijkste puntje waar natuurlijk ook weer een toren (Tour de Tollare) te vinden is. Het is vroeg in de middag maar we besluiten hier te blijven. Het regent nog steeds en we zijn best wel moe van de afgelopen dagen reizen. Als het goed is dan is het morgen droog en gaan we weer zuidwaarts aangezien dat de enige kant die je vanaf hier op kunt gaan.
De vinger omlaag
Dinsdag 15 april – We staan hier vannacht gratis want zo vroeg in het seizoen komt er niemand langs voor de €15. Dat scheelt weer. Overigens is het weer opgeklaard en het is inmiddels droog. Ik moest vannacht wel het dakluik dicht doen omdat het begon te klapperen in de wind. Na het ontbijt werken we de checklist af en we gaan.
We komen eerst langs de Moulin Mattei. Daar is van alles te doen, met name het uitzicht, maar vanwege de mist kunnen we hem niet eens zien dus we rijden door. Via 100.000 bochten rijden we door naar Centuri. Die heeft een ‘boven’ versie en een ‘haven’ versie. Wij dalen af naar de haven, Port Centuri. Het is een mooi, authentiek Corsicaans havenplaatsje waar ze zich opmaken voor het toeristenseizoen. Er zijn wat hotels en ontzettend veel bars en eettentjes. Ze zijn ook druk bezig met het opkalfateren van de Gunuese toren en de kerk. Wij lopen er eigenlijk als enige toeristen rond . Bij het enige barretje dat open is drinken we een koffie die hier nog steeds €1,60 kost. Een koopje.
Daarna volgen we de route van Caroline naar Nonza. En ze gaat via de D33 in plaats van de grotere D80. Het is een van de meest spectaculaire weggetjes die ik ooit gereden heb. Het rijden van zo’n weggetje is geen probleem. Maar ik ben wel heel blij dat ik weinig auto’s tegen kom. Laat staan een vrachtwagen of andere campers. Want het weggetje is zo smal en de afgrond rechts zo diep dat dit de zweetdruppels in de bilnaad laat ontstaan. Als je een stukje mee wilt rijden klik dan op bovenstaand filmpje.
film
In Nonza zijn een paar dingen die de moeite waard zijn. Ten eerste is er de Eglise Sainte-Julie. Deze kerk is gewijd aan St. Julie, een kerkelijke jonge dame die uit Afrika per ongeluk hier terecht kwam. Tijdens een heidens feest weigerde ze mee te doen uit geloofsredenen. Een feestende menigte kan zo omslaan in een woedende menigte en ze werd aan een boom gebonden, haar borsten werden afgehakt (wie verzint zoiets) en in het ravijn gegooid. Op de plek waar de borsten neer kwamen ontstonden twee bronnen. Vervolgens wordt een woedende menigte een gelovige menigte, bouwt een kerk en een kapel om deze Julie te eren. Zo zie je maar hoe snel het kan verkeren. St. Julia is overigens ook de patroonheilige van Corsica. We lopen beneden naar de bronnen en wassen de handen even. In beide bronnen, better safe than sorry.

In de kerk staat nog zo’n heilige, St. Lucia. Vervolgd en gemarteld als Christen werden als laatste haar ogen uitgestoken. Maar zelfs zonder ogen kon ze nog zien. Ze wordt standaard met de ogen op een bordje afgebeeld. Maar het vreemde is dat ze ook nog steeds haar ogen in lijkt te hebben. De wereld zit soms wonderbaarlijk in elkaar.
In Nonza staat natuurlijk ook weer een van de Genuese torens. En deze is vierkant. We klimmen er even heen en het leuke is dat je deze ook van binnen kunt bekijken want er zit een souvenirwinkeltje in. Van hier heb je ook een mooi zicht op het zwarte strand. Dat hadden we ook in IJsland maar toen was het vulkanische as. Hier is het wat gemener spul, het is asbest dat hier uit leisteen werd gewonnen. Veel arbeiders zijn er ziek van geworden en overleden. Het afval werd in zee gegooid en spoelde hier aan op de stranden. Geen plek om je handdoekje uit te leggen dus.

Van Nonza rijden we door naar St. Florent en zoeken de camping U Pezzo (€ 22) op. Ruimte genoeg hier want we zijn de enigen. Van hier kun je in een kwartiertje naar St. Florent lopen via het strand. Ook hier zou het parelwit moeten zijn maar het is een vieze slurrie. Daarnaast liggen er allerlei bolletjes van een kokosachtig materiaal op het strand. Dat blijkt Posidonia Oceanica te zijn, een plantensoort die veel in de Middellandse Zee voorkomt. De afgestorven bladeren (tot 1 meter lang) vormen een gruis dat hier aanspoelt, al dan niet in de vorm van balletjes. Vandaar de smurrie en de bolletjes.
In St. Florent kijken we even bij de citadel en slenteren we door het stadje. Voor de rest is er niet heel veel te doen. We besluiten dan ook bij de bus te borrelen en daarvoor halen we bij de supermarkt wat lekkers. Een mooie afsluiting van een mooie dag.
Woensdag 16 april – Vandaag hebben we maar een kort stukje dus we doen rustig aan. Bij ons betekent dit dat we nog koffie drinken voor we op stap gaan. Daarna gaan we eerst bij de super langs om voor een paar dagen boodschappen in te slaan. Want straks is het Goede Vrijdag en Pasen en ik heb geen idee of de winkels hier dan open zijn.
We steken door naar de andere kant van het eiland. Op Corsica bestaat het middengedeelte voornamelijk uit hoge bergen dus we moeten klimmen en dat doen we naar de Col de Santo Stefano. Eenmaal boven gaan we niet rechtdoor maar we buigen een paar kilometer naar het zuiden af.

Want daar is de kerk van Murato en dat is best wel een plaatje te noemen. Het heeft een bijzondere bouw, anders dan de andere Franse kerken die traditioneel van grijze steen gebouwd zijn. De kerk van Murato lijkt wel met witte en donkere (groene) legosteentjes gebouwd te zijn. Dit is de stijl van de mensen uit Pisa en dat klopt want in de 13 eeuw hadden zij het hier (even) voor het zeggen. Ze bouwen mooie kerken maar ze zijn niet de snelsten. Voor deze hadden ze honderd (!) jaar nodig. Daarom hebben ze er een legende bij bedacht. Die vertelt dat de kerk in één nacht door engelen is gebouwd. Ja, ja…
Later is de toren wat verder uitgebouwd en daar is het niet beter van geworden. Op de een of andere manier is het evenwicht weg. De kerk is rondom met fantasierijke figuren versierd. Deze keer geen heiligen maar meer heidense symbolen. We lopen er een paar keer omheen en elke keer zien we weer andere beelden. Prachtig plekje.

We gaan verder richting Bastia. Eenmaal aan de oostkant komen we ineens op een snelweg. Dat is wel even opletten want die gaat onder rotondes door met tunnels die precies 2.60 meter hoog zijn. En de bus is 2.56 hoog. Voor mij te weinig marge om te gokken. Gelukkig kun je er ook steeds omheen. Iets onder Bastia zoeken we Camping San Damiano (€ 14,20) op. Het blijkt een enorme joekel te zijn met een self-checkin, een grote supermarkt en een facilitair gebouw ter grootte van een sporthal. We staan onder een Mimosa boom en die ruikt heerlijk. Sowieso is het hier een kakofonie van geuren (en vogelzang) want het is lente en alle bloemen staan op knappen of zijn net uit.

De bedoeling is dat we met de fiets naar Bastia gaan maar de weersvoorspelling is zo beroerd dat we besluiten thuis te blijven en dan morgen (al dan niet in regenpak) te gaan. Wat helpt is dat hier goede wifi is zodat we onze digitale hygiëne kunnen bijwerken. Gedurende de avond gaat het nog meer regenen tot wel 20 (!) mm per uur. Dan zijn we toch even blij dat we in de bus zitten en niet in een tentje.
Bastia
Donderdag 17 april – Het heeft de hele avond en nacht geplensd. Het verbaast me dat we niet met bus en al afgedreven zijn in de Middellandse zee. In de loop van de ochtend wordt het droger. Voor de zekerheid pakken we het regenpak in en we fietsen naar Bastia. Dat is nog wel een dingetje want het is grotendeels fietspad maar er zit een stukje 2-baans autoweg in van anderhalve kilometer. Ik zie een paadje om dit te omzeilen maar dat loopt dood. Dus we moeten toch maar via de vluchtstrook terwijl de auto’s met 80 langs razen. Het laatste stuk is wel weer een mooi fietspad langs de kust en zo komen we bij de vieux-port de (beneden)stad binnen.
Bastia is waar we een paar dagen geleden aankwamen. Het is geen grote stad (ondanks dat het de tweede stad op Corsica is) en ze hebben weinig moeite gedaan om het op te poetsen voor de toeristen want de meesten rijden toch meteen door. Het heeft een citadel, meerdere kerken en was de thuisbasis van de Genuese gouverneurs.
Mevr. van der Veeke heeft een lijstje gemaakt met de dingen die ze wil zien. Eerst doen we de beneden stad waar ook de haven ligt (Terra Vecchia) . Daar zetten we de fietsen neer om de rest te voet te doen. We lopen door smalle, hoge straten eerst over de Place du Marche (de markt) richting de Eglise St. Jean Baptiste, een van de grotere jongens in Bastia. Van binnen zeker de moeite waard maar Jezus en de heiligen hangen onder een paarse doek. Daarover straks meer. Eigenlijk zijn deze kerken net als een museum voor ons. Er hangt zoveel moois, dat je je ogen uitkijkt.
Vanaf daar gaan we via de (wandel/winkel)straat Rue Napoleon naar de Place St. Nicolas waar een beeld van hem staat. Hij is hier niet geboren maar het kan geen kwaad hier een toeristisch graantje van mee te pikken. Meestal staat Napoleon met zo’n rare hoed en een hand in de jas afgebeeld maar hier wilden ze wat anders. Hij staat er als een supergespierd male-model op de sokkel waaruit maar blijkt dat zelfs hij naar de sportschool ging.

Via de winkelstraat Boulevard Paoli lopen we weer terug richting de haven. Als ik de bus zou verkopen dan zou ik misschien genoeg hebben om hier wat te kopen. In de haven zoeken we we nog even een mooi plekje op voor een foto. De bedoeling is dat we de fietsen ophalen om naar de Citadel te gaan. Maar ik heb een lekke band. Over de vluchtstrook fietsen is een slecht idee want daar ligt altijd allerlei rotzooi. Een nog slechter plan is om de plakspullen thuis te laten. En nu?
Ik google of er fietsenmakers in de buurt zijn. Die zijn er op een kwartiertje lopen. Maar pas om half drie open. Dus we gaan eerst naar de citadel (Terra Nuova) en dan naar de fietsenmaker.
Om bij de citadel te komen moeten we omhoog. Dat doen we via de Jardin Romieu (ooit aangelegd door een rijke inwoner die vond dat er meer tuin moest komen en een verbinding tussen de onder- en bovenstad) en een aantal steile trappen.
Vanaf boven heb je alweer een mooi uitzicht op de stad maar daar komen we niet voor. We zoeken eerst de Eglise St. Marie waar een massief zilveren beeld van Maria staat. Voor € 0,50 kunt je zelfs een lichtje op haar laten schijnen. Ook deze kerk is weer prachtig van binnen maar alle heiligen hebben hier een spookfeestje. Ze zitten allemaal (ook Jezus aan het kruis) onder een paarse doek. Dit heeft te maken met de passietijd maar het ziet er wel vreemd uit.
Maar het klapstuk ligt in de Oratoire de la Confrérie de la Ste-Croix. Het is een zwart kruisbeeld met een zwarte Jezus die in 1428 als bijvangst in de netten zat. Dat was natuurlijk een mirakel en verdiende een eigen kapel. Deze wordt beheerd door de Broederschap van Ste-Croix. Ook hier moeten we weer een €1 in de automaat gooien om een lichtje erbij te krijgen.
Hiermee hebben we het lijstje afgewerkt en kunnen we naar de fietsenmaker. Daar zijn we te vroeg dus op het stoepje wachten we hem op. Als hij komt (Fransen komen altijd te laat) blijkt dat hij pas over een uurtje tijd heeft. Ik vraag of hij een binnenband en een paar bandenlichters te leen heeft zodat ik het zelf kan doen. Dat is geen probleem en een kwartiertje later en €7 lichter (Niet duur voor een binnenband) kunnen we weer op de fiets stappen naar huis. We willen niet weer via de snelweg dus ik meander door de buitenwijken richting huis. Helaas wat minder vlak dan op de heenweg maar we zijn erger gewend. Maar het beste nieuws van de dag is dat het droog is gebleven. Het regenpak kon in de tas blijven vandaag.
Noot: Een interactieve kaart met alle plaatsen en routes vind je hier.
Gotthart-zij-dank 😀 ik hoopte al dat het slechte weer je tijd gaf om je blog te schrijven. Fijn leesvoer weer!
Mooi. Dank je wel. Veel leesplezier.
Lees dat je op je verjaardag wat onverwachte cadeautjes hebt mogen ontvangen, een gratis overnachting, betaalbare koffie en weinig verkeer op een van de meest spectaculaire weggetjes die je ooit hebt gereden. Kon minder. 😉
Inderdaad… beste verjaardag ooit 🥳
Jullie zijn weer op pad. Altijd fijn om mee te lezen met jullie reisavonturen. Fijne reis alvast.
Dank je wel. We gaan er weer wat moois van maken.