Sardinië (4)

Alle genoemde plekken kun je vinden op deze kaart.

Dinsdag 20 mei – Vanochtend regende het zowaar. Dat hadden we niet verwacht maar we zijn blij dat het stof een beetje van de bus spoelt. We rijden die vreselijke hobbelweg weer terug met kramp in de billen. Daarna een stuk omhoog en ik ben blij als ik weer op hobbel-asfalt kom. We rijden voor de derde keer door Arbus en Guspini en zetten koers richting Oristano. 

Oristano

We hadden geen hoge verwachtingen van deze stad maar vonden toch dat we erheen moesten. Het is in elk geval een plek waar je niet over de koppen hoeft te lopen. 

Oristano ligt aan de westkust van Sardinië, een beetje alsof het zichzelf strategisch buiten de toeristische schijnwerpers heeft geparkeerd.

Historisch gezien heeft het wel degelijk iets te melden. In de middeleeuwen was dit de hoofdstad van het Giudicato van Arborea — een van die vier kleine koninkrijkjes die Sardinië toen rijk was. Politiek ingewikkeld, waarschijnlijk werd er veel vergaderd over wie waar de visrechten had. De bekendste naam die eruit sprong was Eleonora d’Arborea. Die was in de 14e eeuw even de baas en besloot dat het tijd werd voor orde op zaken. Ze schreef de Carta de Logu, een soort middeleeuws wetboek dat verrassend progressief was. Met regels over eigendom, misdrijven, en waarschijnlijk ook over wie er vanavond de afwas moet doen. Haar standbeeld zien we op het centrale plein staan, met zo’n blik van ‘Ik zei het toch’. Met in de ene hand de Carta en van de andere hand het vingertje omhoog. 

De stad zelf is compact en rustig. Geen hysterische drukte, geen groepsreizen met vlaggetjes. Gewoon een paar straten met kerken, pleinen en pastelkleurige gebouwen die het allemaal prima vinden dat de verf wat afgebladderd is. 

We kijken in de kathedraal die mooi is maar niet uitbundig van buiten. Dat wordt binnenin wat gecompenseerd door een overvloed aan marmer. Aan de rand van het centrum staat een toren die vroeger onderdeel was van de stadsmuur. Nu doet hij vooral dienst als fotomoment voor mensen die graag torens fotograferen.

Wat me opviel: de stad is niet per se een toeristische trekpleister, maar dat maakt het ook wel charmant. Ik voelde me niet op bezoek in een openluchtmuseum, maar gewoon in een Sardijnse stad waar mensen naar de supermarkt gaan en koffie drinken zonder daar eerst een Instagramfilter overheen te gooien.

Een van de dingen die je hier eigenlijk moet meemaken is Sa Sartiglia, een carnavalsfeest met gemaskerde ruiters die op volle snelheid een zwaard in een metalen ring proberen te steken. Hoewel ik er buiten het seizoen was en het dus niet live meemaakte, zag je het wel terug op de muren en in de etalages.

Oristano was voor mij geen plek vol grote bezienswaardigheden, maar juist een stad die indruk maakte door de rust, de historische gelaagdheid en de nabijheid van bijzondere plekken in de omgeving. Het voelde authentiek en onverstoord — een plek waar de geschiedenis tastbaar is zonder dat die uitbundig tentoongesteld wordt.

Tinnura

Hierna rijden we weer een stukje verder naar het noorden. We vonden de muurschilderingen van Orgonsolo erg mooi en in Tinnura schijnen er ook wat te zijn. Reden genoeg om daar langs te gaan. 

Tinnura is zo’n klein dorpje dat je bijna over het hoofd ziet — letterlijk, het ligt een beetje verstopt in het Sardijnse binnenland, alsof het denkt: laat mij maar lekker chillen zonder te veel toeristen die selfies met mijn kerk willen maken. Maar sinds de jaren ’70 is Tinnura ineens beroemd geworden Dat komt door iets wat niemand verwacht had: muren met kunst. Ja, muren. Alsof iemand bedacht heeft: waarom zouden we onze geschiedenis opslaan in saaie boeken, als je het ook gewoon op je huis kunt schilderen?

Die murals zijn gemaakt door een groep kunstenaars, onder leiding van Giovanni Marongiu, die blijkbaar vonden dat het dorp wel wat kleur en verhalen kon gebruiken. Geen hightech of ingewikkeld gedoe, maar gewoon schilderingen van mensen die dingen doen waar iedereen zich wel iets bij kan voorstellen: werken, feesten, de wifi optimaliseren en doen alsof ze het leven best aan kunnen. Het is alsof je door een stripboek wandelt, maar dan eentje met een hele diepe Sardijnse laag. En soms voelt het alsof die mensen elk moment uit de muur kunnen stappen — wat waarschijnlijk best handig zou kunnen zijn om hun verhalen toe te lichten.

Wat ik vooral mooi vond is dat het niet voelt als zo’n toeristische truc waarbij ze proberen je te imponeren met mega kleurrijke muurschilderingen. Er was geen enkele souvenirwinkel en er liepen wat andere -vooral Duitse- toeristen rond met dezelfde blik van be- en verwondering. Dit is storytelling met een kwast, rauw en echt. Alsof het dorp zegt: “Wil je weten wie wij zijn? Kijk maar goed om je heen, want hier zit geen photoshop tussen.”

Die verhalen op de muren gaan niet alleen over het verleden, maar ook over het gewone leven: de zwoegende boeren, de luidruchtige feesten, en de mensen die het dorp maken tot wat het is. Ik had af en toe het gevoel dat ik stiekem naar een soort lokale soap zat te kijken, maar dan zonder dramatische muziek en en deze keer ook zonder geiten in beeld.

Tinnura is dus misschien klein, maar met die murals maken ze het grootser dan menig stad die z’n geschiedenis in dikke boeken propt. Het is een dorp dat zichzelf met trots en een flinke lik verf laat zien — en geloof me, dat werkt. Voor mij maakte het de plek ineens veel leuker en het maakte indruk. Ik zal er met plezier aan terugdenken.

Bosa

Een paar kilometer verder ligt Bosa, een stadje dat met één oog over de rivier Temo, gluurt. De huizen in Bosa zijn een beetje alsof een kleurboek en een confettifeestje samen een kind hadden gekregen: vrolijk pastelkleurig, alsof elke muur dacht “vandaag maken we er een feestje van.”

Wat meteen opvalt is het kasteel dat bovenop een heuvel prijkt, de Malaspina. Het staat daar zo robuust en stoer dat het je bijna uitnodigt om erheen te gaan klimmen. Het kasteel kijkt uit over de stad en heeft waarschijnlijk meer verhalen gehoord dan de gemiddelde kroeg in Bosa. Het was ooit het hoofdkwartier van de machtige Malaspina-familie, die blijkbaar ook best een beetje van dramatiek hield. Denk aan middeleeuwse soap met zwaarden en ridders. Maar goed, wij hebben al genoeg gesjouwd vandaag en slaan de tocht omhoog even over.

Bosa zelf is klein genoeg om in een uurtje te verkennen (als je het zoeken naar een parkeerplaats niet meerekent), maar groot genoeg om je telkens te verrassen met smalle straatjes waar je nét niet verdwaalt, maar ook weer niet helemaal uitkomt zonder je GPS in te schakelen. Het is de perfecte plek voor mensen die houden van charmante chaos.

Bosa is een heerlijke plek waar je nagestaard wordt door de balkonnetjes aan de hoge huizen. En waar je je ook even  kunt onderdompelen in een mix van geschiedenis, kleur en een relaxte Sardijnse vibe. En met een artisanaal ijsje kunnen we daar prima mee omgaan. 

Hoe verder we naar het noordwesten komen, des te schaarser de campings worden. Bij Bosa hebben we een agriturismus gevonden. Eigenlijk zijn dat mensen met een enorme tuin waar best wel een camper kan staan. Of twee. Of tien. Voor Agricampeggio Mattagiana (€20) rijden we over een weg die steeds smaller wordt naar een oprit die nog steiler en smaller wordt. Zo komen we bij Duitse Katja die hier al 15 jaar woont en bezig is een woestenij om te bouwen naar een paradijs. Eigenlijk een soort van ‘ik vertrek’. De plekken zijn wat schots en scheef maar we vinden toch iets waarbij het bier niet meteen uit je glas loopt. Het uitzicht is fenomenaal en de vogelgeluiden hemels. De faciliteiten zijn hels. Eigenlijk geen warme douche en twee wc’s die ook -heel passend- tweehonderd meter uit elkaar liggen. Toch genieten we van dit soort campings. En met de luxe van de bus is het helemaal 100 punten. 

Woensdag 21 mei – Het einde van de reis komt langzaam in zicht. We hebben nog een paar dingen op het lijstje en die kunnen we uitsmeren over de week die we nog hebben. Onze volgende stop is Alghero. We besluiten er vandaag heen te rijden en dan morgen de stad te bekijken. Het is maar 50 kilometer dus we vertrekken na de koffie. Die 50 kilometers zijn wel hele mooie kilometers. We rijden over de SP105, een route die langs de kust kronkelt en fantastische uitzichten geeft. Het is ook een fietsroute en we zien op dit stukje meer fietsers dan de afgelopen drie weken op Sardinië. Toch zou ik hier niet graag fietsen. Veel te veel verkeer. In de bus is het goed te doen en door de regen van afgelopen nacht lijken er nog meer struiken in bloei te zijn gekomen. Prachtig!

In Alghero waren verschillende campings op fietsafstand van het centrum. We kiezen voor de Ill Gardino fra Gli Uliva (€25), wederom een soort van agri-camping. Stonden we vanochtend nog tussen de citrusvruchten (zonder warme douche), nu staan we tussen de olijfbomen (met warme douche) net iets buiten Alghero. Weinig faciliteiten maar een mooi rustig plekje. We besluiten er ook een rustige middag van te maken. Voor brood gaan we nog wel even (op de fiets) naar de Lidl verderop maar voor de rest is het piano, piano. En dan komt morgen Alghero wel aan de beurt. 

Alghero

Donderdag 22 mei – Vandaag bezoeken we Alghero, een stadje aan de Sardijnse westkust, dat in een identiteitscrisis zit. Moet het nu Italiaans of Spaans zijn?

Lang, lang geleden – ergens in de 12e eeuw – vonden de Genuezen Alghero uit. Ze bouwden wat muren, riepen “van mijn!” en gingen er gezellig wonen. Tot de Catalanen langskwamen in de 14e eeuw, zich meteen nog beter thuis voelden en nooit meer echt weggingen. Ze gingen zelfs zo ver dat de Sardanezen vervangen werden door Spanjaarden. Gevolg: de stad heet sindsdien ook wel Barceloneta, oftewel “klein Barcelona”, maar dan zonder de veel te dure sangria.

De Catalaanse vibe hangt nog steeds in de lucht, samen met de geur van espresso en zonnebrandcrème factor 30. Sommige locals praten nog steeds een soort middeleeuws Catalaans waar zelfs Google Translate niet weet wat het ermee aan moet. We hebben weer een lijstje gemaakt van dingen die we willen zien en daarmee een leuke route door de stad. 

Piazza Civica

Dé centrale plek in het oude centrum. We kunnen er niet omheen, of we willen of niet. Het is zo’n plein waar je gaat zitten “voor vijf minuutjes” en vervolgens drie uur later ook nog een toetje en koffie besteld. Omringd door oude panden, mensen voor wie het begrip tijd een abstractie is, en een muzikant die Volare iets te enthousiast speelt.

De Duomo (Cattedrale di Santa Maria)

De kathedraal is een beetje achteraf verstopt, zoals een introverte oom op een familiefeest. Maar eenmaal binnen valt de mond open. Ze begonnen simpel maar toen moest er toch nog wat marmer in. Genoeg? Ach nee, doe nog maar wat. Marmer kun je nooit genoeg hebben. En het is er heerlijk koel. Ik heb me er serieus afgevraagd of ik er kon blijven wonen.

Naast de Duomo gaan we ook langs de Chiesa di San Michele. Klein kerkje, grote verrassing: een kleurrijke majolicakoepel die eruitziet alsof Gaudí en een Italiaanse non samen een tegeltoko zijn begonnen.

Stadsmuren

De oude stadsmuren lopen als een omhelzing rond de stad en aan de buitenkant klotsen de golven tegen de stenen alsof ze weten dat ze meedoen aan een ansichtkaart. Daar was ik dus even op het verkeerde been want deze muren zijn niet hoog maar eigenlijk de zeewering. Niet alleen tegen de golven maar ook tegen de piraten, te zien aan de grote kogelwerpers. 

Je loopt dus niet bovenop een muur maar over de Lungomare-boulevard die zich langs het water slingert en het ideale toneel is voor een wandeling waarbij iedereen doet alsof ze ontspannen flaneren, terwijl ze eigenlijk gewoon zoeken naar een tafeltje met uitzicht én wifi. En dat uitzicht? Schepen, zee, een eilandje in de verte. Een groter vakantiegevoel ga je niet krijgen.

Mercato Civico 

De overdekte markt Mercato Civico is een plek waar je binnenstapt en spontaan honger krijgt. Kramen vol kazen met namen die klinken als verloren operazangers, hammen waar je oma trots op zou zijn, tomaten die eruitzien alsof ze weten wat zonlicht is en vis die nog niet door heeft dat hij niet meer in het water ligt. En van de geur gaat je verstopte neus meteen weer open.

Torens 

Ze houden hier ook vreselijk veel van torens. Je kijkt één keer omhoog en je hebt er al drie gezien. Op elke straathoek lijkt wel een toren te staan, alsof ze in de middeleeuwen dachten: “Hmm, beter nóg eentje, je weet maar nooit.”

Die torens waren er niet voor de sier: ze moesten piraten (en andere ongewenste gasten) buiten houden. Toen waren ze levensreddend, nu vooral fotogeniek.

Alghero is zo’n plek waar de tijd net iets trager loopt en waar de zee altijd op de achtergrond zing. Een stad die klein genoeg is om te belopen, maar groot genoeg om je elk uur iets nieuws te laten ontdekken. De stad is gebouwd als een puzzel: steegjes, trappetjes, doodlopende straatjes waar Google Maps niet te zoeken heeft.

Wij hebben er erg van genoten omdat het lekker compact is en elk straatje uitnodigt voor een foto. Het staat in onze top-3 van Sardinië 

Alle genoemde plekken kun je vinden op deze kaart.

4 gedachten over “Sardinië (4)

  1. Marjan zegt:

    Prachtig mooi!
    Veel plezier met jullie laatste deel!

    en de introverte oom op het familie feest zie ik dan nu voor me. 🤭

Leuk als je reageert

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.