Alle genoemde plekken kun je vinden op deze kaart.
Vrijdag 23 mei – We hadden nog op de planning staan om de grot van Neptunus te bezoeken. Uiteindelijk zien we daarvan af, omdat parkeren daar een uitdaging is, een kaartje bemachtigen een halve dagtaak, en – als je dan eindelijk een parkeerplek én een kaartje hebt – het hele feest alsnog afgelast kan worden omdat weer besluit dat het er vandaag geen zin in heeft. En als je dan óók nog de loterij van de pech wint, hoor je dat pas als je net 650 treden bent afgedaald. Om ze daarna – jawel – weer omhoog te mogen klimmen. Nee, geen grot voor ons. Maar als je toch nieuwsgierig bent: hier kun je zien wat we gemist hebben.

Wandeling Punta Giglio
In plaats daarvan maken we een wandeling op het aangrenzende schiereiland, dat de welluidende naam Parco Naturale Regionale di Porto Conte draagt. De route voert naar Punta Giglio, dwars door een uniek natuurgebied. En je kunt er niet zomaar in. Voor dit park moet je een kaartje kopen (€9 p.p.), en daarvoor zit een parkwachter op een plastic stoeltje bij de ingang. Hij legt uit – in verrassend goed Engels – dat je met dat kaartje het hele gebied in mag én toegang krijgt tot maar liefst negen musea. Een maand lang! Wij willen alleen wandelen en aan onze andragogische plicht voldoen, maar laten hem beleefd zijn hele riedel afsteken. Je merkt dat hij het fijn vindt dat er iemand langs komt.
De wandeling is prachtig. Het voelt alsof je door een botanische tuin loopt, maar dan zonder bordjes met Latijnse namen en verstopte tuinkabouters. Onderweg is het echt groen, we zien bijzondere planten zoals de dwergpalm die op de rest van Sardinië nauwelijks voorkomt. Ook zijn er mooie doorkijkjes naar zee en in de verte de vuurtoren van Capo Caccia – precies, daar waar die beruchte grot ligt.
Op onze kaap, Punta Giglio, lag ooit een radarstation dat een rol speelde in de Tweede Wereldoorlog. Sommige relikwieën staan er nog, verweerd maar indrukwekkend. Eén van de gebouwen is omgetoverd tot restaurant en hotel, waar we wat kunnen drinken. Een luxe, want bij eerdere wandelingen waren we al blij als er ergens een modderplas was waar we wat water uit konden filteren. We lopen uiteindelijk bijna tien kilometer in iets minder dan drie uur.

Daarna rijden we richting Stintino. Een paar kilometer voor het dorp ligt de enige camperplaats waar we terecht kunnen. Er zijn wel parkeerterreinen waar je stiekem kunt blijven staan – en bij sommige word je pas laat weggestuurd – maar ik kies liever voor iets dat het label ‘camping’ mag dragen. Dat voelt veiliger, vooral omdat we morgen de hele dag op pad zijn en de bus achterlaten. En een wc én douche is ook wat waard.
Op La Pineta (€30) worden we vriendelijk ontvangen. Het is er gezellig rumoerig, met veel Italiaanse gebaren, stemmen en dramatiek op normale toonhoogte. De reguliere plekken zijn vol, maar omdat onze bus geen formaatje touringcar heeft, mogen we in het bos staan. Geen straf, want het is weer warm vandaag.
De douche is verrassend. Er zijn er vier naast elkaar. Je gooit een euro in een apparaat, en dan begint willekeurig één van die vier te lopen. Die moet je dan vliegensvlug stopzetten met een knop in de betreffende douche, en daarna mag je erin, uitkleden en douchen. Het voelt een beetje als een spelshow zonder prijzen. Wie dit bedacht heeft, hield vast van efficiëntie én verwarring.
Morgen stappen we op de fiets richting Stintino en La Pelosa. Helm op, zonnebrand mee – en hopen dat we dit keer ook geen trap van 650 treden tegenkomen.
Stintino
Zaterdag 24 mei – Vandaag maken we er een stranddag van want iets verderop ligt een van de mooiste stranden van Sardinië (hebben we dat niet vaker gehoord?). Alleen: erop komen is nog een uitdaging. Maar daarover later meer.
Om er te komen moeten we op de fiets. Een kilometer of zes verder komen we eerst in Stintino, een piepklein dorpje op Sardinië dat ooit een beetje per ongeluk is ontstaan, zoals zoveel dingen in Italië – een espresso die net te lang doorloopt, een straat te smal gepland, een dorpje opgericht omdat vissers ergens anders weg moesten. De bewoners kwamen van het eiland Asinara wat aan de overkant ligt. De regering had ineens bedacht dat een gevangenis-eiland wel handig was. Dus hup, de vissers en boeren van het eiland werden vriendelijk doch dringend gevraagd om te verhuizen naar de overkant, naar wat nu Stintino is.
Asinara is tegenwoordig een paradijs voor wandelaars, ezels en mensen met een zwak voor verlaten gevangenissen, maar ooit een plek waar zelfs de zwaarste jongens zenuwachtig van werden. Want ja, Asinara was jarenlang het “Italiaanse Alcatraz”. En dat was niet omdat de catering slecht was (hoewel dat ongetwijfeld zo was), maar omdat hier een paar van de bekendste mafiosi uit de Italiaanse geschiedenis hebben vastgezeten. Onder andere Totò Riina (Beest van Corleone), Bernardo Provenzano (Binnu u Tratturi – de tractor) en Francesco Schiavone (Sandokan).

In Stintino gingen de mensen door met waar ze goed in waren; op tonijn vissen. Dit was hier geen gezellig bootje-op-de-golven-met-een-koelbox-gebeuren. Nee, dit was brute arbeid, met tonijn van formaat tractor-band. De “mattanza” heette dat: een jaarlijks bloedbad waarbij tonijn met z’n allen een soort laatste schoolreisje maakten – met als eindbestemming de pan. Er is zelfs een museum aan gewijd.
Tegenwoordig is Stintino wat rustiger. De tonijnen zwemmen met een zucht van opluchting elders en het dorp leeft nu vooral van toerisme door het feit dat Spiaggia La Pelosa iets verderop ligt. En daar willen we heen dus we fietsen nog even verder.
La Pelosa
La Pelosa is een strand dat zó mooi is dat het haast kunstmatig lijkt. Het zand is zo wit dat je wel een lasbril zou willen dragen en het water zo blauw alsof er 1000 smurfen in uitgeperst zijn. En dan staat er ook nog een 16e-eeuwse wachttoren die het helemaal als in een ansichtkaart maakt.
Maar van deze schoonheid kun je niet zomaar genieten. Wil je een dagje bakken op La Pelosa? Dan moet je eerst digitaal in de rij staan. Er zijn dagelijks 1.500 plekken beschikbaar, en reserveren kost €3,50 per persoon. Als het nou maar lukte om te reserveren… De Italiaanse website kun je wel op Engels instellen maar na elke klik springt hij weer terug naar het Italiaans. En als ik dan eindelijk alles heb ingevuld, tot en met de geboorteplaatsen van mijn ouders, loop ik vast op de betaling. Uiteindelijk kloppen we aan bij het infopunt naast het strand waar ik, op de voor Italianen gebruikelijke wijze (omkoping), toch twee kaartjes weet te bemachtigen. We worden geringd en mogen het strand op.
En daar patrouilleert de zandpolitie streng want er is een lijst regels waar zelfs een Italiaanse non van zou blozen:
Handdoeken zijn verboden tenzij je er een mat onder legt. Het idee is om te voorkomen dat zand aan je handdoek blijft plakken en het strand illegaal verlaat. Meermalen zien we dat mensen gesommeerd worden hun (badstof) handdoek uit te kloppen en op iets anders te gaan liggen. Wij hebben sneldrogende gladde handdoeken waar wel even fronsend naar gekeken wordt maar toch worden goedgekeurd.
Zand, schelpen en stenen meenemen als souvenir? Absoluut verboden. Je riskeert een boete van minimaal €100. Deze regel zien we op meer plekken en waarom? Zijn ze bang dat het strand op een gegeven moment bij de maffiosi in de achtertuin ligt?
Zeep en shampoo gebruiken onder de stranddouche is uit den boze. Maar je mag wel druipend van de zonnebrand het water in.
Voeten afspoelen voor vertrek is verplicht. En de emmertjes, vormpjes en schepjes van de kinderen ook. En trouwens de kinderen ook. Daar zijn speciale kranen voor waar de zandpolitie ook controleert.
Daarnaast mag je er niet roken (hoera) en zijn honden niet toegestaan (ook fijn)
Het klinkt misschien wat overdreven maar al deze maatregelen zijn bedoeld om La Pelosa te beschermen tegen de gevolgen van massatoerisme. In het verleden bezochten op piekdagen tot wel 4.000 mensen het strand (ik schat dat er nu een paar honderd zijn), wat leidde tot erosie en vervuiling.
En was dit het allemaal waard? Absoluut. Het water is kristalhelder en koel. Je staat gewoon in een ansichtkaart en dit gevoel wordt nog versterkt omdat iedereen om je heen ook selfies staat te maken. Ik lig nooit op het strand maar vermaak me hier vooral door naar de mensen te kijken. En als de zandpolitie langs komt is er altijd wat te zien. We houden het tot drie uur uit, wat neerkomt op een euro per uur en dat kunnen we zeker een koopje noemen.

We fietsen terug met wind mee en de voldoening dat we weer wat kunnen afkruisen; een middag doorbrengen op het mooiste strand van Sardinië: check!
Basiliek van spekkoek
Zondag 25 mei – We rijden over een kronkelende weg door het lege, goudgele binnenland van Sardinië, en dan ineens – bam – staat hij daar: de Basilica della Santissima Trinità di Saccargia. Een naam zo lang is dat brood mee moet nemen als je hem wilt uitspreken. En imposant genoeg voor het gebouw dat daar staat.
Zwart-witte strepen van vulkanisch basalt en kalksteen tekenen zich scherp af tegen de lucht. De toren lijkt met opzet nét een beetje te scheef gebouwd – alsof iemand bij de bouw dacht: “het hoeft ook niet perfect, als het maar karakter heeft.”
De kerk stamt uit de 12e eeuw en is een meesterwerk van Pisaner-romaanse architectuur. Hier bouwden monniken ooit een klooster. Binnen zijn de fresco’s uit de 13e eeuw nog goed te zien. Die verf wil ik ook wel voor mijn huis hebben want daar hangt het na drie jaar al in vellen naar beneden.
Wat deze plek zo bijzonder maakt? De eenzaamheid. Er is niets in de buurt. Geen stad, geen dorpsplein, geen souvenirwinkels met koelkastmagneetjes. Alleen deze trotse, tijdloze basiliek in een uitgestrekte vallei. Waarschijnlijk hadden ze een hekel aan stofzuigen en op deze manier weet je zeker dat het nooit druk zal worden.
Er omheen lopen is gratis. Wil je binnenkijken dan moet je een kaartje (€3 p.p.) kopen. Dat geld investeren ze in elk geval niet voor het opleuken van het interieur. Afgezien van de fresco’s lijkt het of Marie Kondo hier gewoond heeft.
Het is leuk dat we min of meer met zo’n kerk eindigen. Want we zijn ook min of meer begonnen met zo’n kerk van spekkoek op Corsica.
Via het binnenland rijden we richting Castelsardo. Het is een mooie route omdat het landschap weer heel anders is dan op de andere plaatsen. Brede valleien tussen lage heuvels. We vroegen ons al af waar ze hun graan verbouwen. Nou, hier dus.
Olifant
Vlak voor Castelsardo, langs een bochtige Sardijnse binnenweg, staat ineens een olifant. Geen echte natuurlijk – hij beweegt niet, zwaait niet met z’n slurf en eet geen pinda’s. Maar hij lijkt verdomd veel op een olifant. En dat is precies waarom de Roccia dell’Elefante een van de meest gefotografeerde rotsen van Sardinië is.

Deze natuursteen, gevormd uit vulkanisch basalt, is al eeuwenlang door weer, wind en tijd geboetseerd tot wat hij nu is: een imposante rots van een paar meter hoog, met een slurf, een rug, en zelfs oren – alsof hij elk moment zijn stenen poten kan optillen en verder strompelen de heuvels in.
En alsof dat nog niet bijzonder genoeg is: in de “olifant” zijn ook prehistorische graven uitgehouwen, zogenaamde Domus de Janas (letterlijk: ‘huizen van de feeën’). Een vleugje mysterie dus. Maar het mooiste moment is eigenlijk wanneer je hem van een afstandje ziet verschijnen: een olifant die net te laat was voor de ark van Noach, en zich toen maar in steen heeft verstopt.

Op Castelsardo na zijn we nu door onze lijst heen. En Castelsardo doen we nog een dezer dagen. Komende donderdag hebben we de overtocht naar Frankrijk terug. We hebben dus nog 4 dagen en daar maken we een korte vakantie van het reizen van. Het wordt prachtig weer en ik heb een mooie camping (International Camping Valledoria €35) aan de kust uitgezocht met zwembad en met strand. Dan zijn we helemaal uitgerust voor de reis naar Baflo terug.
Ondertussen vervelen we ons niet. Waar kun je beter de zon onder zien gaan dan aan de westkust? Nergens! Dus tegen de avond lopen we even naar het strand en genieten van de zonsondergang. Die weer niet helemaal lukt vanwege de wolken maar we zijn er toch tevreden mee.
Zzzzzzzz

Maandag 26 mei – Beetje uitslapen, beetje koffie drinken, nog een koffie maar nu met een croissantje, beetje boterham eten, beetje langs het strand wandelen, beetje borrelen, beetje avondeten en weer een beetje slapen.
Castelsardo
Dinsdag 27 mei – Na een dag nietsdoen beginnen onze benen zachtjes te protesteren. Tijd om weer in beweging te komen. Iets verderop – op fietsafstand – ligt Castelsardo. We kunnen er via de grote weg heen, maar op de kaart lonkt ook een stippellijntje langs de kust. Zulke paadjes zijn altijd een gok: het ene moment lijkt het wel een fietssnelweg en het volgende moment vraag je je af of je een bosmaaier of klimuitrusting bent vergeten. Maar ach, we hebben toch niks beters te doen, dus we wagen het erop.
Het begint veelbelovend: glad asfalt onder de wielen wat verderop verandert in fijn steenslag, daarna grover. Daarna grote stenen en nog verder wil de fiets ineens niet meer rijden, maar gedragen worden. Soms zijn reizen klein en toch groots – dit is er zo één. Castelsardo komt steeds dichterbij, we kunnen het bijna ruiken – zilt, oud, mysterieus. Maar eerst wacht ons nog een afdaling van honderd meter en daarna weer een klim van hetzelfde formaat. Je moet er wat voor over hebben, maar dan staan we daar, zwetend en glimlachend, met voor ons een uitzicht dat alles goedmaakt: Castelsardo, als een kroon op een klif.

Castelsardo is zo’n plek waar je binnen één straat drie eeuwen onder je voeten voelt knarsen. Het zit vastgeklemd op een rotspunt aan de noordkust van Sardinië – alsof het daar expres is neergezet om alles en iedereen in de gaten te houden. Het werd in 1102 gesticht door de machtige Doria-familie uit Genua, die het Castel Genovese doopte en er een goed verdedigbaar nest van maakten. En terecht: vanaf hier kijk je op heldere dagen tot aan Corsica.

De Genuezen hielden het een tijdje vol, maar zoals dat gaat met strategische plekken: er is altijd wel een nieuwe baas in beeld. De Spanjaarden namen het stokje over onder het bewind van het Koninkrijk Aragón en gaven de stad een nieuwe naam: Castel Aragonese. Ze bouwden de muren hoger, de poorten sterker. Later werd Castelsardo ingelijfd door het huis Savoye, en zo begon het weer langzaam richting het Italiaanse te kantelen – met de nodige omwegen, zijwegen en revoluties.
Een van de meest intrigerende religieuze gebouwen in Castelsardo is de kerk van Santa Maria delle Grazie. Hier staat een bijzonder beeld: de Cristo Nero, oftewel de zwarte Jezus. Klinkt dramatisch, en dat is het ook, al is de kleur minder kwestie van afkomst dan van ouderdom en roet. Het heeft door de eeuwen heen een donkere patina ontwikkeld – alsof het alle zonden van de mensheid persoonlijk heeft ingeademd – en speelt een centrale rol in de processies van Goede Vrijdag, waarbij het stadje verandert in een filmdecor waar Mel Gibson opgewonden van zou raken.
Niet ver daarvandaan staat de kathedraal van Sant’Antonio Abate, een iets formelere tante met barokke trekken. De kathedraal heeft een majolicakoepel die glinstert alsof hij met kerstballen is bekleed. Binnenin vind je religieuze kunst van formaat, waaronder werk van de mysterieuze Maestro di Castelsardo, een anonieme laatgotische kunstenaar van wie we nog steeds niet weten wie het was – maar wiens schilderijen je het gevoel geven dat hij je diep in de ziel kijkt.
Het oude centrum is een doolhof van steegjes waar je sneller verdwaalt dan een sok in de wasmachine. Maar wie koppig een willekeurige richting aanhoudt, stuit vanzelf op de rand van het stadje – en die leidt je onverbiddelijk naar de uitgang. En zo komen we er weer uit.
Terug willen we niet via datzelfde grillige pad – mijn fiets trilt nog na. We kiezen voor de grote weg. Het is siësta, dus het verkeer slaapt ook. Van één uur tot even na vieren is Sardinië in ruststand, en daar profiteren wij van.

Een beetje inspanning, een flinke dosis cultuur en genoeg avontuur voor een middag. We kunnen eigenlijk maar één conclusie trekken: Castelsardo is geen gewoon toeristenstadje. Het is een stenen tijdmachine met zeezicht.
Evaluatie
Woensdag 28 mei – Met weer zo’n hele dag niets doen, is er tijd om te reflecteren. We zijn het eiland rondgereden, dus hebben genoeg gezien om een oordeel te vellen. Wat vinden wij eigenlijk van Sardinië?

Laat ik beginnen met het weer, want daar beginnen mensen op verjaardagen ook altijd over. Het was hier eigenlijk gewoon goed. Op een verdwaalde bui en een paar bewolkte momenten na, hadden we volop zon. De temperatuur had in het begin nog wat opstartproblemen – een soort jetlag in graden – maar na de eerste week bleef het trouw boven de 20. We hadden gehoord dat het hier altijd waait maar dat viel mee. Alleen op de laatste camping stond er genoeg wind om je handdoek tot vlieger te promoveren. Te koud in de schaduw, te heet in de zon – het soort keuzestress waar je niet om gevraagd hebt.

De stranden? Die variëren tussen mooi, heel mooi en zo mooi dat je slippers automatisch beginnen te applaudisseren. Als je van bakken en braden houdt, zit je hier gebakken (pun intended). Mijn persoonlijke toppers: de strandjes op de Maddalena-eilanden – alleen bereikbaar per bootje, dus mét Robinson Crusoe-gevoel – en het strand van La Pelosa. Die laatste is berucht om de drukte, maar het uitzicht maakt alles goed. Een ansichtkaart-in-het-echt.
Autorijden is hier geen straf, zolang je buiten de bebouwde kom blijft. De wegen zijn daar verrassend goed. Langs de kust en in het binnenland is het zelfs leuk rijden: veel bochten, wat klimwerk, maar niets wat je koppeling tot huilen brengt. En de uitzichten zijn vaak zo mooi dat je bijna vergeet op de weg te letten (niet doen). Binnen de bebouwde kom is het andere koek. Waarom weet ik niet, maar daar zijn de wegen zó slecht dat ik blij ben dat al mijn vullingen er nog in zitten. En dat geldt niet alleen voor kleine dorpjes, ook in grotere steden. Cagliari is wat dat betreft de grote winnaar (of verliezer, afhankelijk van hoe je het bekijkt).
Over het algemeen rijden de Italianen best netjes. Ze nemen wel wat meer creatieve vrijheid bij het inhalen, maar echt huftergedrag heb ik nauwelijks gezien. Behalve dan bij motorrijders — dat is een ander verhaal. Die gedragen zich alsof ze in een videogame zitten: volslagen losgeslagen projectielen met een zesde zintuig voor inhalen op plekken waar je normaal niet eens zou durven ademhalen.
Wat me daarentegen écht Gallisch maakte, waren de snelheidslimieten. Die lijken te zijn vastgesteld door een blinde mol met Alzheimer. Volkomen willekeurig. Op een kaarsrechte weg, waar je tot volgend weekend vooruit kunt kijken, mag je ineens nog maar 30. Waarom? Geen idee. En dan staat er nergens een bord dat zegt dat je weer 50 of 80 mag. Google Maps denkt ondertussen vrolijk dat het wél mag, maar de weg zelf zwijgt in alle talen.
Overigens trekken de Italianen zich van die limieten bitter weinig aan. Meestal racen ze me voorbij terwijl ik nog braaf probeer uit te vogelen of het hier nou nog steeds 30 is, of dat ik per ongeluk een fietspad op ben gereden.

Over campings had ik van tevoren enge dingen gelezen. Prijzen die beginnen bij €50 en eindigen bij “slaap maar in de berm”. Maar omdat we in het voorseizoen zaten, viel het reuze mee. De goedkoopste camping was €20, de duurste €36 en gemiddeld zaten we op €28. In het algemeen was er genoeg aanbod, behalve in het noordwesten, waar je vooral op camperplaatsen uitkomt.

We hebben ook een aantal steden bezocht. Sommige waren best aardig, andere gewoon leuk. Ze hebben allemaal een oud centrum met smalle straatjes en een onverklaarbare hoeveelheid kerken. Mijn top drie:
1. Alghero – aan de kust, grotendeels autovrij en met een charmante knipoog naar een Spaanse vibe.
2. Cagliari – ontzettend veel te zien en een gezellig centrum.
3. Castelsardo – ligt fotogeniek op een rots alsof het zichzelf continu probeert te verkopen aan een reisfolder.
Boodschappen doen was kinderspel. Er zijn veel grote supers net buiten het centrum, en daar past onze bus meestal gewoon tussen de Fiatjes. De Spar is duur, Lidl is iets goedkoper (en heeft vers volkorenbrood – applausje waard), maar onze favoriet was Eurospin. Daar kost alles een schijntje en ze hebben letterlijk alles. Topwinkel.
Tot slot: Sardinië heeft genoeg in huis om je een paar weken bezig te houden. Geschiedenis? Check. Landschappen waar je spontaan je telefoon naar grijpt? Dubbelcheck. Luie stranddagen? Geen probleem. Wandelen kan ook prima, al moet je wel van klimmen houden. Fietsen was minder ideaal: veel hellingen, weinig fietspaden waardoor je veel op autowegen rijdt en je net iets te vaak afvraagt “Ben ik nou levensmoe of gewoon eigenwijs?”. Gelukkig zijn de meeste automobilisten relaxed – waarschijnlijk gewend aan toeristen die zwalkend de berg op kreunen.
We hebben veel gezien en gedaan en echt een goede indruk van het eiland gekregen. Het is prachtig, maar ik denk niet dat we terugkomen. We zijn geen strandliggers (maar ik mag wel graag langs de branding lopen en de golven aan mijn voeten laten likken), en wat we wilden zien, hebben we gezien. Wandelen en fietsen kan ook prima op plekken die minder ingewikkeld (en prijzig) zijn om te bereiken. Maar absoluut geen spijt – het was een schitterende reis. En als je hier nog nooit geweest bent: ga vooral. Al is het maar om te ontdekken hoeveel tinten blauw een zee kan hebben.
Huiswaarts
Donderdag 29 mei – Vandaag nemen we de boot terug. Om half negen ’s avonds vertrekken we vanuit Porto Torres naar Toulon (Fr). Dat betekent dat we nog een hele dag moeten zien te vullen. Op de camping blijven is geen optie, want daar moet je voor twaalf uur je biezen hebben gepakt.
Ik heb in Castelsardo een parkeerplaats gevonden waar we kunnen staan. Mevrouw Van der Veeke kijkt erbij alsof ik haar net heb voorgesteld om op een rotonde te overnachten. Ze pakt zelf de kaart erbij en speurt naar een alternatief. En jawel, ze vindt een plekje aan het strand, ietsje verderop.
Tegen zo’n waterdicht plan kan ik natuurlijk geen ‘nee’ zeggen. Dus om kwart voor twaalf rekenen we af en tuffen naar de beoogde parkeerplaats. Helaas, die is afgezet met linten: gecertificeerde lijnentrekkers zijn druk bezig met belijning trekken – een vak apart. Gelukkig ligt er een paar bochten terug nog een parkeerplaats die wél toegankelijk is. De bus kan daar prima staan, en parkeren is tot juni gratis. Kijk, daar worden we blij van.
Stoel onder de arm, op naar het strand. Dat is bijna leeg – logisch, want niemand kan de auto kwijt. Mevr. van der Veeke smeert zich zorgvuldig in en nestelt zich als een zonnepaneel in de zon. Ik plant mijn stoel bij de branding en raak de komende uren compleet gefascineerd door het spel van de golven. Soms komen ze aanrollen met schuimkoppen als een kudde op hol geslagen paarden. Soms bouwen ze zich op tot een massieve muur, die dan met veel bombarie over zichzelf heen klapt en zich dramatisch op het strand werpt, recht in de armen van de vorige golf. De spetters sproeien regelmatig over mij heen en tot ‘s avonds proef ik het zilt op mijn lippen.
Ik zou er een abonnement op willen nemen, zo mooi is het. Alleen een warme lunch in de strandtent weet me even los te weken van het spektakel.
Aan het eind van de middag pakken we de boel weer in en rijden richting Porto Torres. We maken nog een pitstop bij de Eurospin – boodschappen inslaan en de portemonnee even laten bijtanken. Daarna rijden we via de schilderachtige kustroute verder. Nog één keer wat moois van Sardinië meepikken voor we vertrekken.
Ik dacht slim te zijn door vroeg bij de boot aan te komen (rond half zeven), maar we blijken de een-na-laatste camper in de rij. De ferry is een joekel van een schip – een drijvende stad bijna – en we mogen er pas als allerlaatsten op. Achteruit, natuurlijk. Dat betekent dat we er dan ook als eersten weer af mogen morgen.
En zo zit Sardinië erop. Een heleboel mooie herinneringen rijker. In de panoramabar van de boot trakteert het universum ons nog op een afscheid met grandeur: een zonsondergang die rechtstreeks uit een reisbrochure lijkt te komen. Het is goed zo. Beter had ik het me niet kunnen wensen.
Dit was de laatste blog van Sardinië. We rijden de komende dagen deels via de Route des Grandes Alpes terug. Deels omdat nog niet alle passen open zijn. Iedereen bedankt voor het meereizen en tot een volgende reis.
Alle genoemde plekken kun je vinden op deze kaart.
Mooi verhaal weer én leuk om te lezen met mooie foto’s! Bedankt voor het mee reizen en goede reis naar huis.
Groeten, Dory
Dank je Dory. Leuk dat je erbij was.
Zo! Ontzettend veel bewondering voor je zorgvuldig mooi geschreven verslag! Dat je dat allemaal onthoudt vind ik knap.
Ik heb moeten googlen op wat “andragogische” betekent.
En moeten lachen om op tonijn vissen met een koelbox in het bootje.
Kortom: genoten van jullie reisverslag + foto’s!
Heel goede thuisreis!
Dank je Marjan. Fijn dat je zo enthousiast bent. En ik schrijf het meestal ‘s avonds meteen uit dus ik hoef niet alles te onthouden.
Wat weer een fantastisch reisverslag met geweldige verhalen van wat jullie beleven. Genieten met de grote G. Ik wens jullie nog vele mooie reisdagen. Hartelijk groet
Dank je Helma. Leuk dat je weer mee was. Hopelijk heb ik je soms even los kunnen weken van het werk.
Bedankt voor een inkijkje in jullie reis!
Het staat ook op ons lijstje ….
Maar eerst Schotland!!
Veel plezier in Schotland Anja!
Weer een prachtig humoristisch verslag Hans. Goeie reis naar huis wij genieten nog een paar weken van dit mooie eiland
Enerzijds benijd ik jullie. Maar ik vind het ook weer fijn om naar huis te gaan. Veel plezier nog en we komen een keertje langs bij jullie chalet.
Weer een erg mooi humorvol en informatief verslag. Goede reis terug !
Dank je Ben. Misschien is het inspiratie voor een volgende reis?
Beste familie van der Veeke. Wat een prachtig verslag en mooie foto’s. Vooral de humor maakt het lezen aangenaam. Ik miste mevr van der Veeke deze keer in haar bloemetjes jurk op een fiets😂.
Ik zie het volgende verslag met belangstelling tegemoet.
Moi Willem. Leuk dat je er weer bij was en dat ik jou (en ik hoop ook Mevr. Mulder) heb kunnen vermaken.
Voor mooie dames in jurkjes moet je op andere sites zijn zoals Wehkamp of Otto 😉
Mooie reis weer, mooie foto’s, goede beschrijvingen. Bedankt voor het verslag.
Graag gedaan. Leuk dat je erbij was.
Ik heb weer heerlijk meegelezen en meegenoten, dank je wel Hans! Goede reis terug!
Mooi zo. Even wat anders dan aardgas. Ik wens jullie ook een mooie zomervakantie toe.
Hans, bedankt voor je reisverhalen. Het was een prachtige reis. Ik heb er weer van genoten.
Hartstikke goed. Misschien binnenkort weer eens live afspreken?
Goed idee, Hans.
Dank voor het volgen en te genieten van je verhalen. Je schrijft echt geweldig, je neemt me echt mee in je reis en heb er wat tips uitgehaald voor onze reis. Goede reis verder.
Dank je voor de complimenten Karin. En jullie een hele mooie tijd op Sardinië gewenst. Het is er prachtig.