Zaterdag 21 oktober - St. Hilaire-du-Harcouet - Bazouges-la-Pérouse
Door
de afgelopen korte nachten heb ik min of meer in coma gelegen. Het
bed is vrij hard en daar betaal ik later op de dag de prijs voor
want dan begint de rug wat op te spelen. Om acht uur zitten we aan
een, voor Franse begrippen, goed ontbijt. Mag ook wel want we
betalen er apart voor. De schoonmoeder heeft vandaag dienst en
rekent met ons af. We laden de fietsen op en leggen de laatste
spullen in de auto. Die blijft hier aan de weg staan.
Na een paar kilometer zouden we op de ‘voie verte’ aan moeten kunnen
sluiten. Bij de eerste afslag gaat het al mis. We eindigen op een
erf. Iets verderop proberen we het opnieuw. We eindigen in een
weiland. Mopperend kijk ik op de GPS. Hier zou het toch moeten zijn?
Als ik nog een keer goed kijk zie ik dat er niet ‘voie verte’ staat
bij mijn route, maar ‘Ancienne voie ferrée’. De oude ijzeren route,
oftewel een oud treinspoor. Er zou een fietspad van gemaakt moeten
zijn. Want om over een spoor te fietsen lijkt me niet zo prettig.
Zeker niet als er ook nog een trein over rijdt. Maar voorlopig
rijden we er helemaal nog niet op.
Zo goed en zo kwaad mogelijk proberen we via gewone wegen de route
te volgen. Dit blijken wegen te zijn met twee pijltjes op de kaart.
Dus klimmen boven de tien procent. Het voordeel is dat we er wel
lekker warm van worden want de temperatuur komt net boven de dertien
graden uit. Samen met de laaghangende wolken geeft dit niet echt
zomerse omstandigheden. Gelukkig klopt dat wel, want het is herfst.
Na een tijdje zien we een spoorbrug waar onze route zou moeten zijn.
Ria en Saskia klimmen erboven op en kraaien extatisch dat dit de
fietsroute is. Dat is mooi, maar hoe komen we erop? Het talud is te
steil. Iets verderop kruist de weg met de fietsroute en zijn we weer
helemaal blij. Het is een prachtig fietspad. De bomen links en
rechts maken het wel een duister pad. Ria rijdt daardoor bijna de
hele dag met licht aan. Veel tamme kastanjes (die met de kleine
stekeltjes) waar we overheen stuiteren. Ook veel modder. Maar
autovrij en heerlijk vlak om te fietsen. Deze route volgen we
kilometers lang zonder een stadje te zien. Ik wordt wel helemaal
Gallisch (wat hier in Bretagne overigens prima kan) van de hekjes.
Bij elk karrenspoor wat we kruisen staan ze. Soms een moderne,
hogere variant waar we zo omheen kunnen sturen. Maar vaak ook een
lage smalle variant waar je nauwelijks met de tassen doorheen kan.
Een geluk dat we niet met de tandem zijn want die zou hier niet
kunnen fietsen. Bij een van de hogere hekjes maken we koffie. Het
hekje fungeert als bar en wij zitten, met stoeltjes en zitlappen, op
het fietspad. Er komt toch niemand langs want we fietsen al de hele
ochtend alleen.
Op een gegeven moment stappen we over van de ‘voie verte’ op een
gewone fietsroute. Deze loopt deels over gewone wegen en deels over
oude spoorwegen. We komen langs een ‘dolmen’. Bij ons noemen we dat
een hunebed. Lucas en Saskia worden eerst nog afgeleid door een
prachtig stenen kruis en blijven daar even hangen. In mijn hoofd is
maar plaats voor één ding en ik fiets hier stug langs heen. De
dolmen heet ‘de rocher Jacquau’ en het is een mooi exemplaar. Er is
ook een cache bij die Lucas zonder aanwijzing moeiteloos vindt. Op
de terugweg kijk ik nog even bij het kruis. Het is inderdaad een
bijzonder ding met twee figuren erop. Een lijkt Jezus, maar de ander
lijkt nog het meest op een zwerver.
Iets verderop gaan we nog een keer van de route af. Hier is op een
onmogelijk plek een prachtig kapelletje. Naast een industrie terrein
en in de oksel van een snelwegkruising staat de ‘Chapelle St.
Eustache’. Een overvloed aan Mariabeelden, kaarsen en stoelen. En
natuurlijk St. Eustache. Ria brandt wat kaarsjes maar niet volgens
de regelen der kunst. Ze gooit er geld in maar in plaats van dat ze
één nieuwe aansteekt, steekt ze een aantal oudere aan. Volgens haar
mag dat ook. Waarschijnlijk hebben we daardoor later op de middag
wat regen. Bij het kerkje staat een picknick bank en daar doen we de
lunch. Maar eerst scoren we nog even de cache die hier ook ligt.
Dat we niet meer op de spoorlijn zitten merken we ‘s middags goed.
Er zijn veel nutteloze klimmetjes. Dit betekent zwetend omhoog en
daarna meteen weer naar beneden. Om vervolgens weer zwetend omhoog
te gaan. Een keer moeten we zelfs een modderhelling op volgens de
route. Dat lukt niet zittend dus daar wordt de fiets lopend omhoog
geduwd.
In St. Brice-en-Coglès proberen we een tandenborstel voor Ria te
vinden. De winkels zijn op zaterdagmiddag dicht, dus dat lukt niet.
Ik stel haar gerust met dat ik het volgende hotel vast wel iemand
een tandenborstel heeft laten liggen. Dat vindt ze niet zo’n goed
idee.
Naar Antrain toe is het nog flink klimmen. Ondanks de regen trekt
Ria steeds meer uit want haar temperatuur loopt op tot kookpunt. Het
fluitje gaat nog net niet af. Gelukkig komt Bazouge-la-Perouse vrij
snel in het zicht. Het dorpje ligt mooi op een heuvel en de kerk
kunnen we al vanuit de verte zien. Het dorp zelf zit vol met
kunstenaars en ziet er sprookjesachtig uit. We fietsen even rond
voor we naar ons hotel, Le Manoir, gaan. Dat blijkt een gebouw uit
de 15e eeuw te zijn. De fietsen worden bij Hector, de hond, gestald.
Die zit aan de ketting maar heeft duidelijk zijn gebied afgezet met
een aantal, op chocolade mousse gelijkende, bakens.
Via een wenteltrap komen we op onze kamer waar ik door acute
keuzestress wordt overvallen. Er staat een twee-persoons, een
twijfelaar en een een-persoons bed. In het kamertje erachter nog een
stapelbed. We dumpen de spullen en gaan eerst naar de kroeg verderop
om een biertje weg te tikken. Daarna douchen en eten. Ze hebben ‘moules
et frites’ voor negen euro. Koffie en lemon cake na. Tegen negen uur
gaan we naar ons torentje. Het was een goed begin en Bretagne bevalt
me wel.
Statistieken
Kilometers : 71,3
Totaal : 71,3
Bewogen gemiddelde : 14,7
Totaal gemiddelde : 9,8

Klik op een foto hieronder om hem groter te zien. Je kunt daarna
bladeren met de pijtjestoetsen
Terug naar de fietssite van Hans