Vandaag worden we verfrist wakker ondanks de toilet
perikelen. Het zal her en der wel naar urine ruiken, maar niemand is van
de touwbrug gedonderd of door de stroom meegesleurd.
Vandaag gaan we lekker op de fiets om de helft van de ronde uit de
Renner te doen. In het boek rijdt hij een achtje met Meyrueis als
middelpunt. Wij doen de bovenste ronde uit de acht. Het is mooi weer,
het asfalt lokt en het is ook nog onze trouwdag. Een betere invulling
kunnen we niet bedenken
Kilometer 0 – 13
We volgen de Jonte stroomafwaarts. Het is maar een klein riviertje dat
onschuldig naast ons stroomt. Maar ondertussen. Muren van honderden
meters hoog heeft zij daar neergezet.
Nu pas merken we hoe langgerekt de camping is. Kan ook eigenlijk niet
anders in een smalle kloof, maar wij staan op het uiterste punt en naar
het andere uiterste punt is een behoorlijk eind. Omdat we laag in de
kloof fietsen, zitten we niet altijd in de zon maar dat mag de pret niet
drukken. Hoog boven ons torenen de
kalkrotsen
uit. Het zijn de ene keer fantastische stapels stenen en de andere keer bizarre vormen of
een boog
. De Jonte ontspringt aan de noordelijke flank van de
Mont Aigoual en hoe verder we de kloof inrijden, des te smaller wordt
hij. Door
het schouwspel
boven me vergeet ik haast naar de weg te kijken. En dit kan makkelijk want ook hier is het niet druk met de auto’s.
Door een foute instelling op mijn toestel zijn alle foto’s met ISO 1600
gemaakt. Dit betekent een hele grove korrel en vaak overbelicht.
Gelukkig fietsen we morgen dit stuk weer.
Mijn fietscarrière – deel 1
Mijn eerste rijwiel wat ik me kan herinneren was zo’n heel klein
kinderfietsje van een centimeter of veertig hoog. Er zullen vast eerst
zijwieltjes aan hebben gezeten, maar dat weet ik niet meer. Ik zal vier
of vijf jaar oud geweest zijn. De ketting van het fietsje liep er steeds
af maar dat kon ik vrij snel zelf repareren. Ook leerde ik dat je beter
niet je vinger tussen de ketting en het tandwiel kunt krijgen. Ik
groeide al snel uit het fietsje of hij ging stuk.
Kilometer 14
In Le Meynial drinken we koffie. Een plaatsje gevormd door
een paar huizen
langs de weg. De ober kan niet Franser zijn dat dit. Hij
heeft een hotel erbij en het zwembad ligt aan de overkant van de weg,
waar wij ook koffie drinken. Verschillende gasten in badpak en zwembroek
komen ons voorbij. Een beetje surrealistisch in deze omgeving.
Mijn fietscarrière – deel 2
Mijn vader was bedrijfsleider in een schoenenzaak. We woonden altijd
midden in de stad, boven de winkel. Naar school was zo dichtbij dat ik
lopend ging. Er is een hele periode geweest dat ik geen fiets heb gehad.
Ik gebruikte wel af en toe de autoped van mijn zusje, maar dat valt niet
onder fietsen.
Pas op mijn tiende, of zo, kreeg ik mijn eerste echte fiets. Apetrots
was ik. Een fiets met versnellingen zat er niet in maar ik kreeg er wel
een racestuur op. En racen kon ik ermee. Toen leerde ik ook het principe
van middelpunt vliedende kracht. Ik fietste zo hard op het plein voor
onze flat dat ik de bocht niet meer kon nemen en over de stoeprand
knalde. Twee forse deuken in de velg was het resultaat. Ik durfde mijn
vader niet te vertellen wat er gebeurd was en gebruikte de smoes die
elke jongen wel eens gebruikt heeft tegenover zijn ouders: ‘Huh, wat is
dat? Geen flauw idee wanneer die erin gekomen is. Ik had het zelf nog
niet gezien’.
Kilometer 15 – 20
De tweelingplaats
Le Roziere-Peyreleau
komt in zicht. Eerst zie je alleen het bovenste deel. Ik geloof dat dat Peyreleau is. Het ligt er
erg mooi op de helling en de kerktoren steekt overal bovenuit. Le
Roziere ligt onderin en ziet er erg toeristisch uit. Het is het trefpunt
van de Jonte en de Tarn. Maar het is ook een trefpunt van verschillende
kalkplateaus. De Causse Noir, de Cuasse Sauveterre en de Causse Mejean
komen hier bij elkaar. De laatste gaan we zo beklimmen. De eerste
morgen.
Mijn fietscarrière – deel 3
Op mijn elfde verhuizen we naar Groningen. Daar moet ik al snel naar de
middelbare school en die ligt niet om de hoek. Dat betekent elke dag een
stukje fietsen. Het is maar 5 kilometer enkele reis, maar toch. Later
ietsje verder de stad in. Zeven kilometer. Dat kan natuurlijk niet meer
op mijn semi-racefietsje. Ik krijg eerst een fiets van de MAKRO. Rommel
is het en ik moet vrij snel een andere. Uiteindelijk koop ik een tweede
hands Peugeot racefiets van een kennis en die heb ik best wel lang
gebruikt. Maar niet veel want op de dag dat ik zestien wordt, rijd ik op
de brommer naar school. En later de auto. Fietsen is aan mij niet
besteed.
Kilometer 20 – 30
We fietsen snel door het drukke Le Roziere heen en nemen de afslag naar
de Gorge du Tarn. Deze rivier
steken we eerst over
en volgen dan de weg door het dal richting Les Vignes.
De kloof van de Tarn is heel anders. De wanden zijn hoger en hij is ook
veel breder. Het is een van de mooiste kloven van Europa, maar van dit
deel ben ik niet onder de indruk.
We volgen de weg die langs het water meandert. Soms gaan we wat omhoog.
Af en toe wat verder van het water en soms wat dichter. Het leuk is wel
dat we af en toe door
tunneltjes
rijden. Vlak bij Les Vignes eten we een bammetje. Van de barbecue waren wat
worstjes
over en die heeft Monie gebraden. Ik heb er paar in mijn trommeltje en aan de rand
van de Tarn zitten we heerlijk te smullen. Ik lees Saskia wat passages
uit
‘de Renner’
voor terwijl we eten.
Mijn fietscarrière – deel 4
Als ik 23 jaar ben ruil ik de Peugeot in. Ik krijg er 75 gulden voor en
dan mag ik hem ook weer meenemen. Maar dat doe ik niet want ik heb een
glanzende Batavus Action Line Trapper. Het is een van de eerste
ATB-achtige fietsen die te krijgen is. De zes versnellingen laat ik
verdubbelen met een extra voorblad. Met deze fiets doe ik erg lang. Pas
in 2004 (17 jaar later!) koop ik een andere voor de fietsvakanties.
Overigens is de Batavus nu nog steeds in gebruik als stadsfiets.
Kilometer 30 – 41
We
steken de Tarn weer over
en het grote klimmen gaat beginnen.
Als ik het later uitreken aan de hand van de
GPS gegevens
valt het wel mee. Gemiddeld 6% met uitschieters naar 10%. Het eerste deel
lukt nog in de vier. Maar al snel moet ik naar de twee terug. Ik klim
wat sneller dan Saskia en als ik in mijn spiegeltje kijk, lijkt het
alsof ze achteruit fietst omdat ikzelf bijna stil lijk te staan. Het
zweet gutst van me af en de worstjes beginnen een eigen leven te leiden.
In elke
haarspeld bocht
kom ik even op adem en wacht op Saskia.
Zij houdt niet van stoppen en peddelt in één keer omhoog.
Langzaam maar zeker komen de torens, die beneden nog van speelgoed
leken,
dichterbij
. Als we er vlak onder staan
lijken ze enorm
. Toen ik ze van beneden zag, dacht ik dat zo om kunnen
vallen. Vlak eronder valt het gelukkig wel mee. Ze staan nog vrij
stevig. Maar of ze er over duizend jaar nog staan?
Hier is ook een cache (GC6EB8) waar ik lang naar zoek. Aan de kant van
het dal ga ik met gevaar voor eigen leven de helling op en de bosjes in.
Maar ik kom er niet bij. Dan maar weer verder, maar als we goed en wel
op de fiets zitten, zie ik een ander pad en kan de schat toch nog
gevonden worden. Toch een beetje blij fietsen we het laatste stuk naar
boven.
Mijn fietscarrière – deel 5
In 1987 gaan we voor het eerst op fietsvakantie. Wel op de luxe manier
dan, met Cycletours. Op mijn Batavus ATB (Saskia heeft ook een ATB)
worden we vreemd aangekeken door de racefietsers. Ze begrijpen niet dat
wij daarop in Engeland gaan fietsen. Twintig jaar later blijkt dit
onbegrip nog te bestaan.
De tocht in Engeland is super. Komt ook door het mooie weer wat we twee
weken lang hebben. Daar begint ook de liefde voor het fietsen te
groeien. Het voelt heerlijk om onderweg te zijn. En een inspanning te
leveren. En in een mooie omgeving.
Helaas blijft hier voorlopig bij want tijdens die tocht reist Lisa al
mee. De jaren erna zitten we in de kleine kindertjes dus fietsen zit er
niet in.
Kilometer 41 –56
We zijn boven op de Causse Mejean en het is alsof we in een andere
wereld fietsen. Geen torens meer boven ons. Geen steile wanden. En geen
rivier. Zo moet het er héél lang geleden overal uitgezien hebben. Het is
glooiend. Wat weilanden. Een boerderij en hier en daar een klein dorpje.
We zijn helemaal alleen en horen alleen de wind in de helm suizen en de
banden op het asfalt zingen. Er waait een frisse wind die ons een beetje
afkoelt van de klim.
Het is uitgestorven en tijdens de 15 kilometer die we fietsen, komen we
een auto tegen. Halverwege gaan we even langs de weg zitten om wat te
drinken. Door het vlakke land heb je niet meer het gevoel in Frankrijk
te zitten. We zijn weer even terug in Nederland.
Mijn fietscarrière – deel 6
Op een gegeven moment vinden de kinderen er niets meer aan om te gaan
kamperen in Engeland. Het weer en het rondtrekken spreekt hun niet meer
aan. Er moet een alternatief komen en die vinden we in een fietstocht in
de Aveyron. Er wordt eerst nog een hoop gemopperd als ze op een helling
zitten. ‘Dit is geen vakantie, dit is een strafkamp!’. Maar aan einde
zijn ze er toch van overtuigd dat ze dit het volgende jaar weer willen.
Spanje volgt. Daarna Italië. En nog een paar keer Frankrijk. De formule
en de vriendjes zijn gevonden. In dit spoor fietsen wij mee en genieten
er ook van. Zoveel zelfs, dat we in Nederland ook tochten gaan maken.
Weliswaar zonder kinderen maar wel meerdere dagen fietsen achter elkaar.
Inmiddels zijn we in het heden en hebben we fietsen en een uitrusting
die geschikt zijn voor langere tochten. Ik schat in dat we volgend jaar
weer met z’n tweeën zijn. En zo is de cirkel weer rond.
Kilometer 56 – 71
We verwachten dat we nu in de afdaling komen. Helaas is dat niet zo. Wel
kleine stukjes maar ook weer stukjes klimmen. We zijn moe. Moe van het
klimmen en moe van de zon. Het terras in Meyrueis lokt. We willen daar
in het zonnetje zitten met een glas en proosten op een succesvolle dag
en twintig succesvolle jaren. Maar we moeten eerst nog afdalen.
Het gaat verderop over een bredere weg. Hier zijn ook wat meer auto’s. En
dan is het moment daar. We hoeven niet meer te trappen. Ver in de diepte
zie ik de Jonte weer liggen.
En de weg
waarover we vanochtend richting Le Roziere gingen. Ik suis naar beneden maar durf niet harder
dan 50 kilometer per uur. Bang dat ik de bocht niet haal. Als ik hier
eruit vlieg, dan is er meer gedeukt dan mijn velg. Saskia zit ver achter
me en zie ik niet meer in mijn spiegeltje.
Het dalen is altijd zo weer voorbij en voor ik het weet zitten we weer
in Meyrueis. En terras is gauw gevonden en we proosten op de dag
en
71 mooie kilometers.
En vandaag weer 1139 hoogtemeters gemaakt.
De reisleiding heeft hun vrije dag. We moeten voor ons eigen eten
zorgen. Te voet gaan we naar Meyrueis en op een brug krijgen we een
goede maaltijd geserveerd. Ook het gezelschap is goed. Wouter, Evelien,
Jan, Yvonne, Jan en Leonieke eten mee. Het is wel wat duurder dan bij
Cycletours, maar daar eten we nooit op een brug.
|