Vrijdag 30 juli: St. Jacob am Arlberg
- Feldkirch
Vergeet de Reschenpas. Dat is de Boendersgang in vergelijking met de
Arlberg pas. Het klimmen kennen we wel van andere vakanties, maar hier
is het klimmen plus. Plus bagage. Plus auto’s. Plus mist. Plus kou.
We zijn om half negen vertrokken bij het hotel. Bij St. Anton is het
uitgestorven, maar de supermarkt is wel open. Daar doen we even de
boodschappen van de dag en dan begint het. Je ziet een lange weg voor je
steil omhoog lopen. En juist dat lange stuk doet het hem. Als het steeds
korte stukjes zijn en je ziet verderop een haarspeld bocht, dan gaat het
wel. Je hoeft je maar op een klein stukje te focussen en daarna kun je
opnieuw beginnen. We moeten een dikke 500 meter klimmen in ongeveer vijf
kilometer. Dan betekent een gemiddeld stijgingspercentage van 10%. Het
is zwaar. Het koude zweet loopt me over de rug ondanks dat het maar een
graad of vijf is. We stoppen eerst om de 500 meter om even bij te komen.
Daarna om de 300 en later om de 100 meter.
Het meest vervelende van het klimmen is niet de steilte. Het is niet de
kou. En het is ook niet het zweten. Het zijn de auto’s. Bij de
Reschenpas zaten we op een fietspad. Hier is het een tweebaans weg waar,
weliswaar niet veel, maar toch nog genoeg auto’s langs komen. En hoe
duurder de auto, des te dichter rijden ze langs je. En dat terwijl je al
slingert als een dronkenman van de inspanning. Ik word bijna van de weg
gereden door een Lamborghini terwijl dat nergens voor nodig is want er
zijn geen tegenliggers. Dat heeft me genoeg hekel aan auto’s gegeven
voor de rest van de vakantie.
Als we bijna boven zijn, moeten wij fietsers, om een tunnel heen
rijden. Dat is een verademing ondanks dat het een steenslag pad is en
mistig als in een sauna. Met mijn korte broekje is het best wel fris
maar ik bikkel door. Om half elf zijn we boven. We hebben uiteindelijk
twee uur over tien kilometer gedaan. Bijna alles is gesloten maar
gelukkig is er één restaurant wel open waar we een koffie en een
Apfelstrudel met warme vla
nemen om even bij te komen.
Vanaf hier gaat het de rest van de vakantie voornamelijk naar beneden.
We doen het regenpak aan. Niet voor de regen maar voor de kou. Want het
afdalen gaat hard en in deze kou wordt het vernikkelen. We suizen naar
beneden en om de paar kilometer stoppen we even om de handen op te
warmen. Wat is de hitte van Italië nu ver weg!
Zo langzaam als we naar boven gingen, zo snel rollen de kilometers nu
onder de banden weg. De tunnels moeten we voorzichtig door want we
hebben geen koplamp. Hoe lager we komen, des te aangenamer wordt de
temperatuur. Langzaamaan komt het zonnetje er ook bij en het landschap
om ons heen is schitterend. Hoge bergen. De ene waterval na de andere
stort zich naar beneden en het is overal fris groen. In Braz is het warm
genoeg om te lunchen. Bij een karakteristieke watertrog zitten we op een
bankje te genieten. Kijk! Dit Oostenrijk is wel weer mooi! Daarna rijden we tot Bludenz toe maar we krijgen weinig mee van de stad. We gaan er alweer omheen. Het zijn gelukkig ook weer allemaal fietspaden. Helemaal goed zo. Al het leed van de afgelopen ochtend zijn we weer vergeten. ![]() Bij Feldkirch zoeken we een camping op. Voor het bijzondere bedrag van zeventien euro en veertien cent mogen we een nachtje blijven. De tent komt druipend uit de zak en terwijl ik die te drogen legt haalt Saskia een bier en een wijn bij het zwembad zodat we kunnen proosten op deze bijzondere dag. Een hoogtepunt op meerdere manieren. Het voelt heel goed om te weten dat we dit allemaal met eigen kracht hebben gedaan.
Er is een picknick plaats met banken en daar warmen we een pasta maal
op. Met groente, een toetje en koffie na is dat een prima maaltijd. We
kletsen wat met andere Nederlanders die hier met de caravan staan. Haar
kunnen we warm krijgen met onze fietsverhalen maar hij ziet dat niet
zitten. Ben benieuwd of ze ooit nog op de fiets stappen.
Klik op een foto hieronder om hem groter te zien. Je kunt daarna bladeren met de pijtjestoetsen
|