Woensdag 16 juli : Langau – Horni Lotha
(84,7 km – Totaal 343 km – 1118 hoogtemeters)
Camping U Černého
čápa
Bůh dá
den, Bůh dá pokrm.
(Each day brings it own bread).
In tegenstelling tot gisteren rijden we vandaag
veel op de gewone weg. Dat maakt het klimmen wat gemakkelijker en
het dalen een genot. En omdat we wegen hebben waar weinig auto’s
komen, is dat helemaal goed. De route is ook iets minder heftig dan
gisteren. We hopen vandaag iets meer kilometers te kunnen maken
terwijl we wel weten dat het reisschema, dat ik thuis achter mijn
computer gemaakt heb, echt niet haalbaar is.
Zolang we westwaarts
gaan, evenwijdig aan de grens, volgen we nog steeds het voormalig
ijzeren gordijn. Wel zien we dat het steeds een beetje welvarender
wordt. De tuintjes zijn onderhouden en de huizen zijn minder
vervallen dan in het oosten. Blijkbaar is hier meer rijkdom. We
passeren mooie dorpjes. Stalky is bijvoorbeeld zo’n mooi grens
stadje met een gotische kerk. Uhercie is wat groter en er staat een
prachtig kasteel dat ze volop aan het renoveren zijn. Tijdens de
communistische periode is veel adel verdreven en was het zelfs
verboden om onderhoud aan je huis (of kasteel) te doen.
En Vratenin kan zo meedoen aan de verkiezingen
van mooiste dorp van het jaar. Iedereen heeft hier zijn best gedaan
het er zo mooi mogelijk uit te laten zien. Het heeft niet voor niets
een beschermd dorpsgezicht.
Omdat het zo warm is kopen we vaak
wat te drinken. Meestal in dorpswinkeltjes en als je hier binnen
stapt, dan gaat de tijd 50 jaar terug. Ze hebben alles maar op een
manier die ik alleen uit oude films ken. Veel stof erop, nog
ingepakt in de grootverpakking en in stellingen. Bij ons zie je soms
mensen aan de (gratis)koffie bij de coop. Hier hangen altijd wel
mannen, met dikke buiken, rond en ze zijn aan het bier. Ook ‘s
ochtends.

Ik vind het lastig om contact te krijgen met de
Tsjechen. Ze zijn erg gesloten. Zelfs na een ‘dobri den’ (goedendag)
lukt het niet een praatje te maken. Ik spreek geen Tsjechisch en
zijn spreken niets anders dan Tsjechisch. Ook de jongeren niet. Die
zouden toch wel een vreemde taal leren op school? Als ik ze
aanspreek dan deinzen ze haast fysiek terug. Dat maak ik meestal
alleen maar mee aan het einde van de vakantie als ik de lucht niet
meer uit mijn kleren krijg. Maar we blijven vrolijk groeten. Meestal
met ‘Ahoy’ (wat wel een beetje vreemde begroeting is aangezien
Tsjechië volgens mij nooit zeevarend is geweest).
De Tsjechische
taal klinkt onbegrijpelijk voor mij. En het ziet er ook
onbegrijpelijk uit. De verhouding klinkers en medeklinkers is net
andersom. En dat strooien ze ook nog kwistig met dakjes en streepjes
boven de letters. Ik kan er niets mee.
Slavonice is een iets groter stadje. Het
heeft een centraal plein met mooie huizen eromheen. En met
middeleeuwse graffiti. Dat probleem is dus niet van deze tijd.
We zien voor het eerst ook
meer toeristen. Maar weinig buitenlanders. De meeste toeristen zijn
hier Tsjechisch. Overigens trekken wij ook regelmatig bekijks. Er
zijn wel genoeg fietsers, maar niet op onze manier. De Tsjechen gaan
meestal in een hutje op de camping of in een pension. En niet met
een volledig huishouden zoals wij.
Om half twee zijn we in Stare
Mesto. Dit was het originele einddoel van gisteren. Dat hadden we
dus never-nooit-niet gehaald. De straat wordt opnieuw geasfalteerd.
Toch moeten we er langs, omrijden is geen optie. Hiermee laten we
verse sporen achter in de straat. Dat zal de komende jaren wel
hobbelen.
Via een cache komen we weer bij een prachtig
kappelletjes in bos. Anders waren we hier zo voorbij gereden. Het is
vlak bij kasteel Landstejn, een van de grotere toeristische
attracties in deze buurt. Het middeleeuwse kasteel bewaakte de grens
tussen Moravië, Bohémia en Oostenrijk. In 1771 brandde het af, maar
de restanten zijn de moeite waard.
In Nova Bystrice kopen we eten voor de avond.
Terwijl Saskia boodschappen doet, merk ik dat er open wifi is. Daar
maak ik graag gebruik van om de achterstallige reisverslagen te
posten,
Dan is het nog maar een kleine 10 km naar camping. Dit
loopt weer door een nationaal park. Ze noemen het ook wel Tsjechisch
Canada. Een mooi oud bos wat een serene rust uitademt. Het is
genieten om er doorheen te fietsen. De camping ligt middenin dit
park. Dat vond ik al wat verdacht, en als we hem bereiken dan wordt
mijn vermoeden bewaarheid.
Er staan wat huisjes te vervallen en
het gras is niet gemaaid. In het naastliggende gebouw is niemand
thuis en alles zit dicht. Nu zouden we kunnen wildkamperen maar ik
heb nauwelijks water meer bij me. Er zit niets anders op dan
doorgaan. Op zich is dit niet zo’n ramp want Jindrichuv Hradec ligt
maar 15 kilometer verderop. Daar is vast wel een pension en als we
eerder wat geschikts zien, dan nemen we dat.
De weg door het bos
komt uiteindelijk langs een hutje waar ze koffie en bier schenken.
Daar informeren we even of zij een camping weten. De uitbater neemt
voornamelijk zijn eigen goederen af en heeft een kegel van jewelste.
Communiceren gaat ook hier lastig. Uiteindelijk weet ik duidelijk te
maken dat we een camping zoeken en hij weet aan te duiden waar die
is. Gezien zijn toestand vertrouwen we dit niet helemaal en
besluiten we toch maar de route te volgen.
Een stukje verderop
komen we langs een fietsroute bord en verrek…, er staan ook
overnachtingen op. Het lastige is wel dat het symbooltje van een
tentje niet alleen een camping kan betekenen maar ook een pension of
een hotel. Toch komt het aardig overeen met de beschrijving van de
drinkebroer dus we besluiten er maar heen te gaan.
Het blijkt een hotel te zijn. Een van de gasten
kan voor ons vertalen want ook hier leren ze geen vreemde talen op
school. We vragen hier nog naar de camping maar ze weten van niets.
En ook alle kamers zitten vol. Als we uitleggen dat we te moe zijn
om verder te gaan, mogen we in de tuin kamperen. Douchen kan in de
sauna. De waard is wel slim genoeg om hier 150 kronen voor te
vragen. Bijna net zo duur als bij het sportveld een paar dagen
geleden. Toch zijn we hier blij mee.
We zetten het tentje op en
douchen. Het is inmiddels half acht en we moeten nog koken. Dat
wordt een geïmproviseerd maal van vis, tomaat en noedels. En wat
komkommertjes erbij. Het sneue is dat we bij net hotel voor €4
uitgebreid kunnen eten. Maar het eten is nu eenmaal gekocht en niet
houdbaar tot morgen. Het is tegen onze principes om dit weg te
gooien. Uiteindelijk smaakt het prima.
De volgende uitdaging is
de afwas. Dat kunnen we niet bij het hotel doen. Ook daarvoor is een
oplossing, we hebben sinds kort een opvouwbare wasbak en daarmee
klaren we de klus. En omdat de muggen ook aan tafel gaan kruipen we op tijd in het
tentje. Morgen is er weer een dag.

Klik op een foto hieronder om hem groter te zien. Je kunt daarna
bladeren met de pijtjestoetsen/p>